1773

Ontwikkeling van een intergetijdengebied in de Hedwige- en Prosperpolder

Nederland en Vlaanderen werken samen aan natuurherstel in het Schelde-estuarium. Dit vloeit voort uit de besluiten over de Ontwikkkelingsschets 2010 Schelde-estuarium (project 1382). Onderdeel van dit herstel is de herinrichting van de Hedwigepolder van agrarisch naar natuurgebied. Na herinrichting wordt de polder onderdeel van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe.

Hoofdpunten uit het advies

Toetsingsadvies aanvulling op het MER
Bevoegd gezag heeft een aanvulling op het MER laten opstellen en de Commissie gevraagd deze aanvulling bij haar oordeel over het MER te betrekken.

  • De Commissie vindt dat de stikstofproblematiek toereikend aan de orde is gekomen. In relatie tot de archeologische aantasting resteert nog steeds enige onzekerheid, die echter in de uitvoeringsfase kan worden ondervangen.
  • De gegeven toelichting waarom de verwijdering van het areaal Atlantische schorren noodzakelijk is voor het doelbereik van het project, acht de Commissie afdoende.
  • De onderbouwing waarom bij het voorkeursalternatief aantasting van de natuurlijke kenmerken van het bestaande Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe kan worden uitgesloten, acht de Commissie, mede gelet op de in het aanwijzingsbesluit voor dit Natura 2000-gebied opgenomen instandhoudingsdoelstellingen, niet toereikend. Indien aantasting van de natuurlijke kenmerken van het bestaande Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe niet kan worden uitgesloten, is het aan het bevoegd gezag om binnen de kaders van de natuurbeschermingsregelgeving tot een adequate oplossing te komen.


Toetsingsadvies
De Commissie vindt dat het MER goed in beeld brengt dat de heringerichte polder in elk stadium van zijn ontwikkeling natuurwinst voor het estuarium van de Westerschelde oplevert. Het gebied zal in de loop der jaren wel opslibben. Het opslibtempo wordt in de morfologische modellen in het MER onderschat. De tekst in het MER geeft dat zelf ook aan. Via de zienswijzen is een ander morfologisch rapport beschikbaar gekomen. De Commissie vindt dat dit rapport een realistischer beeld geeft van het opslibtempo. Hierdoor zal de ontwikkeling van intergetijdengebied naar hoger gelegen schor sneller verlopen. Echter omdat schor ook een bijdrage levert aan het beoogde natuurherstel is dit geen probleem.

De Commissie concludeert dat er in het MER op een drietal punten nog belangrijke informatie ontbreekt. Zij wijst erop dat bij de uitvoering van dit natuurontwikkelingsproject ook bestaande beschermde natuur wordt aangetast. Dat vraagt om een (juridisch) zorgvuldige afweging over de inrichting van het gebied gericht op het vermijden of beperken van die aantasting. Ook voor archeologie en stikstofdepositie is de informatie nog niet toereikend. De Commissie adviseerde deze punten nog uit te werken in een aanvulling op het MER.


Richtlijnenadvies
Hoewel in het MER een goede onderbouwing moet komen van de keuze om hier te ontpolderen, zal het accent in het MER komen te liggen op de inrichting: de aanleg van de nieuwe dijken, het meer of minder afgraven van de bestaande dijken en de maatregelen in het te ontpolderen gebied. De nieuwe situatie moet worden getoetst aan de (natuur)doelstellingen die zijn geformuleerd voor het Schelde-estuarium.

 

Zie hier voor jurisprudentie over dit project.

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Eric van der Aa

dr. Janrik van den Berg

mr. Jade Gundelach

dr. ir. Jan Hoeks

ir. Hans Huizer

drs. Marinus Kooiman

drs. Henk van Wezel

voorzitter

drs. Lambert Verheijen

werkgroepsecretaris

drs. Marja van Eck

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Ministerie van Economische Zaken, Provincie Zeeland, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Initiatiefnemer

Provincie Zeeland

Laatste advies uitgebracht op

10 december 2013