708. Verwerking van C3-afvalstoffen op afvalberging De Wierde

Afvalsturing Friesland N.V. heeft het voornemen om op afvalberging De Wierde aan de Dolten in Nijehaske, gemeente Skarsterlân1 een compartiment in te richten voor de berging van C3-afval. Het afval zal afkomstig zijn uit de hele provincie Friesland en mogelijk uit andere provincies. In het MER wordt uitgegaan van een aanbod van 100 kton van C3-afvalstoffen voor de periode 1997 – 2006.    1 Zie project 130. 

Procedure en adviezen

Richtlijnen
20-06-1995 Datum kennisgeving
20-06-1995 Ter inzage legging van de informatie
26-09-1995 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
20-02-1997 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer
20-02-1997 Kennisgeving MER
20-02-1997 Ter inzage legging MER
17-04-1997 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

Een aantal van de afvalstromen die als C3-afval moesten worden aangemerkt werd al, gemengd met ander afval, verwerkt op de afvalberging De Wierde. Ook was al een compartiment van de afvalberging voorzien van een percolaatdrainagesysteem en controledrainagesysteem die gescheiden waren van de drainagesystemen van de overige compartimenten. Dit compartiment was bestemd voor AVI-slakken, maar voor de slakken was een andere bestemming gevonden. Het lag voor de hand om dit compartiment voor het C3-afval te benutten. Gezien voornoemde feiten waren de ruimte voor reële alternatieven en de gevolgen van het voornemen beperkt. De Commissie constateerde dat door de informatie in het MER de gemaakte keuzen inzichtelijk waren gemaakt en de gevolgen van die keuzen duidelijk waren. De Commissie plaatste wel een kritische opmerking bij de selectie van de onderafdichting. 

Echter, de problemen die kunnen optreden zouden goed controleerbaar kunnen worden gemaakt met een adequaat monitoringssysteem en zijn goed beheersbaar. De Commissie onderschreef daarom de noodzaak van een goed monitoringssysteem.

In de periode 1995 – 1997 zijn er geregeld klachten over stankhinder binnengekomen, vooral van omwonenden ten noorden van de locatie.

Naar aanleiding van stankklachten werd een onderzoek

ingesteld; in 1998 werd geconcludeerd dat er in een straal van 475 meter van de stortplaats erg hinderlijke stank was – en dat zich daarbinnen geen bebouwing bevond. Binnen een straal van 850 meter (waarbinnen sprake was van geringe overlast) bevond zich echter wel de jachthaven van Nieuwebrug.

In mei 1999 maakte de bedrijfsleider Kroese bekend dat door afhandeling van een deel van de activiteiten in een overdekte hal en door een verandering in het afvalaanbod de stankhinder zou teruglopen.

Op 8 juni 1999 maakten GS van Fryslân bekend dat ze aan Afvalsturing Friesland een ontheffing van het stortverbod hadden gegeven voor onder andere natte organische fractie. In totaal besloeg de ontheffing 12½ kton.

In 2009 is door de provincie Fryslân een MER-evaluatie uitgevoerd. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat de hoeveelheid gestort afval veel groter is dan werd aangenomen bj het opstellen van het MER, maar dat dit niet heeft geleid tot nadeliger gevolgen voor het milieu dan werd verwacht.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ing. de Jongh
drs. Jaap Stellingwerff

Voorzitter: ir. Karel Veldhuis
Werkgroepsecretaris: drs. Jorritsma

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Afvalsturing Friesland N.V.

Bevoegd gezag
Fryslan
Wetterskip Fryslân

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Friesland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C18.2 tot 1-4-2011: Oprichten inrichting voor gevaarlijk afval: verbranden, chemisch behandelen, storten of in de ondergrond brengen

Bijgewerkt op: 22 sep 2009