775

Dijkverbetering Oud-Empel

Het voornemen is om de dijk op het traject Oud-Empel (hmp 803,5 – 815,5) op de linker oever van de Maas, te verbeteren. 

 

Hoofdpunten uit het advies

De visie op de dijkverbetering is naar de mening van de Commissie in de startnotitie voldoende uitgewerkt en onderbouwd. Ook stemt de Commissie in grote lijnen in met de gepresenteerde principeoplossingen. De Commissie onderstreept de visie in de startnotitie, dat de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische samenhang tussen Oud-Empel en haar van oorsprong agrarische achterland van groot belang is voor het handhaven van het bestaande karakter van Oud-Empel. Om deze reden is de Commissie van mening dat een binnendijks alternatief, gelegen in de smalle open ruimte tussen Oud-Empel en de Maaspoort, niet binnen deze gebiedsvisie past. Een binnendijks alternatief verkleint de bestaande buffer tussen Oud-Empel en de Maaspoort en verstoort de samenhang tussen Oud-Empel en haar achterland. 

De Commissie onderschrijft de conclusie in de startnotitie dat natuurwaarden bij dit project over het algemeen minder van belang zijn. Echter, lokaal zijn natuurwaarden wel aanwezig. Het gebied is verder archeologisch van belang. Daarom adviseert de Commissie de archeologische waarde van het gebied in beeld te brengen door een archeologische inventarisatie.

Het richtlijnenadvies is integraal in de richtlijnen overgenomen, met uitzondering van de beoordeling van een eventueel binnendijks alternatief. Mede op advies van de Coördinatiecommissie voor Dijkverbeteringsplannen is in de richtlijnen opgenomen, dat deze optie als volwaardig alternatief in het MER beschreven moet worden.

In haar toetsingsadvies constateert de Commissie, dat de essentiële informatie in het MER aanwezig is. Weliswaar is een in de richtlijnen gevraagde archeologische verkenning van de terp niet uitgevoerd, maar deze zal na vaststellen van het voornemen verricht worden. Er zijn voldoende technische mogelijkheden om bij realisatie van het voornemen schade aan archeologische waarden te voorkomen, indien deze uit de verkenning aanwezig blijken te zijn. In het advies beveelt de Commissie aan bij verdere besluitvorming over het voornemen enkele varianten uit het MER te heroverwegen. Onder gaat het om een verbetering in grond langs de terprand tussen hmp 810 en 811, integratie van de dijk in de terp bij verbetering langs de terprand, de buitendijkse berm in deeltraject IV en mogelijkheden voor natuurontwikkeling in deeltrajecten I, II, III en V.

In het vastgestelde dijkverbeteringsplan zijn de eerste en de derde van bovengenoemde aanbevelingen van de Commissie overgenomen. In het plan wordt besloten dat vóór het einde van de uitvoering van de dijkverbetering, in nauw overleg met het waterschap, een evaluatieprogramma moet worden opgesteld’ waarin aangegeven de te onderzoeken aspecten, wanneer de evaluatie begint en wanneer deze wordt afgesloten. Het programma moet worden opgesteld op basis van de voorzet in het MER: monitoren van de ontwikkeling van vegetatie/natuurcompensatie rond de dijk en in de uiterwaarden, ontwikkeling van de landschappelijke structuur rond de dijk en in de uiterwaarden (incl. beplanting) en monitoren van het zettingsverloop.

 

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Gyula Flóriàn

ing. Dick Hamhuis

drs. Gerda van Laar-Melchior

drs. Jacques Leemans

voorzitter

dr. Jacques de Smidt

werkgroepsecretaris

drs. Rob Verheem

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Noord-Brabant

Initiatiefnemer

Waterschap de Maaskant

Laatste advies uitgebracht op

27 februari 1998