ECLI:NL:RVS:2003:AN9219

Betreft Luchtvaartterrein Eelde
Datum uitspraak 03-12-2003
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden luchtvaartterreinen, Eelde, beoordelingskader Commissie m.e.r.
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200205524/1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De handelswijze van de Commissie m.e.r. is niet onzorgvuldig als zij zich niet heeft uitgelaten over nut en noodzaak van de activiteit.

Casus

Het aanwijzingsbesluit (A-besluit) dat in deze zaak centraal staat, voorziet in een wijziging van het aanwijzingsbesluit ten aanzien van luchtvaartterrein Eelde uit 1959. Het A-besluit heeft betrekking op de ligging en lengte van twee banen, het gebruik van het luchtvaartterrein in de situatie met de verlengde baan, de vaststelling van een Ke-zone en van een Bkl-zone.
In beroep wordt aangegeven dat er bezwaar is tegen de gang van zaken ten aanzien van het MER. Allereerst is er bezwaar tegen de handelswijze van de Commissie voor de m.e.r., onder andere omdat de Commissie het nut en de noodzaak niet heeft beschouwd. Daarnaast wordt gesteld dat het MER niet voldoet aan de vastgestelde richtlijnen, dat de redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven niet in aanmerking zijn genomen en dat ten tijde van het bestuurlijk overleg als bedoeld in de Luchtvaartwet het belevingsonderzoek, ter aanvulling van het MER, niet bekend was bij de deelnemers.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling ziet niet in waarom de handelswijze van de Commissie voor de m.e.r. onzorgvuldig zou zijn geweest. De Commissie moet beoordelen of het MER voldoende informatie bevat om milieueffecten een volwaardige rol in de besluitvorming te kunnen laten spelen. Een beoordeling van nut en noodzaak van de activiteit valt in zoverre buiten haar beoordelingskader.
De Afdeling is niet van oordeel dat het MER onvoldoende informatie bevat over de alternatieven die redelijkerwijs in beschouwing genomen dienden te worden, omdat in het MER meerdere alternatieven zijn bekeken en de Commissie voor de m.e.r. ook niet van mening is dat onvoldoende alternatieven zijn bekeken.
De Commissie heeft wat betreft de invulling van het meest milieuvriendelijke alternatief een tekortkoming aangegeven die van essentieel belang is voor de besluitvorming. De Commissie beveelt aan een belevingsonderzoek uit te voeren. Dit is gedaan voor het nemen van het A-besluit. Verder heeft de Commissie geen essentiële tekortkoming genoemd, dus gaat de Afdeling er vanuit dat voldoende aan de richtlijnen tegemoet is gekomen in het MER.
De deelnemers aan het bestuurlijk overleg zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het belevingsonderzoek. Dit heeft niet geleid tot een ander standpunt. Daarom bestaat er geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit.

Uitspraak
De beroepsgronden over het MER zijn ongegrond.