ECLI:NL:RVS:2011:BQ2639
Betreft | Bestemmingsplan Halderberge |
---|---|
Datum uitspraak | 27-04-2011 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig (tussenuitspraak) |
Trefwoorden | bestemmingsplannen, meest milieuvriendelijk alternatief (MMA), alternatieven, milieueffecten, wegen, rondwegen |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201002954/1/T1/M3 |
Conclusies voor de mer praktijk
- Aanvullingen op het MER hoeven in principe niet aan een (nadere) zienswijzenprocedure te worden onderworpen voordat zij aan de Commissie m.e.r. worden voorgelegd. Het ligt wel in de rede als de aanvullingen zeer omvangrijk zijn of sterk afwijken van het MER zelf.
- Voor de vraag of een uiteindelijk gekozen tracé in het MER is onderzocht, kan relevant zijn of dit alternatief tot andere effecten leidt dan in het MER zijn beschreven.
- Het bevoegd gezag is niet verplicht om het MMA te kiezen.
NB Deze uitspraak is onder het recht van voor 1 juli 2010 gedaan.
Casus
Bij besluit van 4 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Halderberge het bestemmingsplan "Rondweg Oudenbosch" vastgesteld. Dit plan maakt onder meer de aanleg van een rondweg ten zuiden van de kern Oudenbosch planologisch mogelijk.
Acht appellanten hebben beroep ingesteld tegen de vaststelling van het plan. Daartoe voeren ze de volgende mer-gerelateerde beroepsgronden aan:
M.e.r.–procedureel
- Voor het voorkeursalternatief was, volgens de Commissie m.e.r., een aanvulling op het MER nodig. Deze aanvulling is weliswaar aan de Commissie m.e.r. voorgelegd, maar een gelegenheid tot het naar voren brengen van zienswijzen is ten onrechte niet geboden.
- De keuze voor het zuidelijke tracé is gemaakt voordat het MER definitief was, waarmee de raad van de gemeente Halderberge heeft miskend dat het MER ten grondslag moet liggen aan het besluit.
- Het uiteindelijk gekozen tracé heeft, vanwege latere wijzigingen, geen onderdeel uitgemaakt van de m.e.r., waardoor het MER niet ten grondslag kon worden gelegd aan dit tracé.
- Er is niet, zoals de Commissie m.e.r. had aanbevolen, een goed leesbare samenvatting van het MER ter inzage gelegd.
MER–inhoudelijk
- In het MER wordt één van de zuidelijke varianten als het MMA gepresenteerd zonder dat inzichtelijk wordt gemaakt op grond waarvan dat is gebeurd. Evident is dat de noordelijke variant ‘N2’ veel minder milieuschade oplevert dan de zuidelijke variant.
- Als er een alternatief is met eenzelfde resultaat maar met minder bezwaren kan dit leiden tot het onthouden van medewerking aan een op zichzelf aanvaardbaar bouwplan. Hieraan voldoet de noordelijke variant: deze is korter, goedkoper, kan sneller worden aangelegd, voorkomt schade aan het natuurgebied het Gastels Laag en leidt tot zowel een veilige aansluiting op de A17 (met minder onteigening) en een betere aansluiting bij de toekomstige ontwikkelingen aan de zuidkant (in verband met de noordoosttangent).
Overwegingen van de bestuursrechter
Ad M.e.r.–procedureel
- Overeenkomstig de wettelijke bepalingen (art. 7.14 lid 4, 7.20 lid 3 en 7.26 lid 2 Wm, oud) is er niet alleen gelegenheid geboden om zienswijzen naar voren te brengen, maar heeft de Commissie m.e.r. deze zienswijzen betrokken bij haar advies. Pas nadat de door de Commissie m.e.r. noodzakelijk bevonden aanvullingen zijn overgelegd, heeft zij een positief toetsingsadvies uitgebracht. Vervolgens heeft de raad een voorkeursalternatief vastgesteld, waarbij een aantal amendementen is aangenomen. Onderzocht is of het voorkeursalternatief binnen de beschreven effecten van de in het MER onderzochte alternatieven past. Geconcludeerd is dat dit het geval is. Deze conclusie heeft de Commissie m.e.r. vervolgens bevestigd. Daarna heeft zowel het voorontwerp als het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegen, waarmee de verplichte gelegenheid tot het inbrengen van zienswijzen is geboden. De opvatting dat ook alle aanvullingen aan een eigen zienswijzenprocedure hadden moeten worden onderworpen voordat zij aan de Commissie m.e.r. werden voorgelegd, vindt geen steun in de wet. Een nadere zienswijzenprocedure ligt wel voor de hand als de aanvullingen zeer omvangrijk zijn of sterk afwijken van het hoofdrapport. Deze omstandigheid doet zich echter niet voor.
- Het betoog dat het MER niet ten grondslag aan het besluit heeft gelegen omdat de keuze voor het zuidelijke tracé al eerder was gemaakt, slaagt niet. In het MER zijn de milieu-effecten van zowel zuidelijke als noordelijke varianten voor het tracé van de rondweg in beeld gebracht. De raad heeft deze betrokken bij de definitieve keuze. Gelet daarop is het MER naar behoren bij de besluitvorming betrokken.
- Evenmin slaagt het betoog dat het uiteindelijk gekozen tracé niet in het MER is onderzocht. Uit de conclusie van de raad en het memo van de Commissie m.e.r. blijkt dat het gekozen alternatief niet tot andere effecten leidt dan in het MER zijn beschreven. Gelet daarop kon de raad bij zijn besluit uitgaan van de in het MER beschreven milieueffecten, ondanks de wijzigingen van het tracé.
Ad MER–inhoudelijk
- Gelet op de stukken bestaat er geen grond voor het oordeel dat de milieugevolgen van de verschillende tracés niet of onvoldoende duidelijk zijn geworden. Dat bij een andere weging van de factoren die voor de milieugevolgen van belang zijn wellicht een andere variant als meest milieuvriendelijk was aangemerkt, doet daar niet aan af. De raad is niet verplicht om het MMA te kiezen.
- Bij de keuze van de bestemming moet de raad een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Gelet op de stukken bestaat er geen grond voor oordeel dat de raad de alternatieve trajecten niet of onvoldoende in zijn besluitvorming heeft betrokken. De beslissing van de raad om een van de zuidelijke varianten van de rondweg planologisch mogelijk te maken, berust op een bewuste, nader onderbouwde keuze.
Uitspraak
De m.e.r.-gerelateerde beroepsgronden worden afgewezen. De Afdeling geeft een tussenuitspraak: de raad van de gemeente Halderberge wordt in de gelegenheid gesteld binnen dertien weken te voldoen aan drie (niet m.e.r.-gerelateerde) onderzoeksverplichtingen.