ECLI:NL:RVS:2012:BY3038

Betreft Windturbines Buren
Datum uitspraak 14-11-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Hoger beroep
Trefwoorden windturbines, compenserende maatregelen, Buren, bestemmingsplannen, m.e.r.-beoordeling
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201204281/1/A1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Bij een m.e.r.-beoordeling mogen – onder omstandigheden - compenserende maatregelen worden meegenomen.

Vergelijk een uitspraak van de ABRvS 7 november 2012, zaaknr. 201111800/1/R2.

NB De uitspraak van de rechtbank Arnhem van 15 maart 2012, zaaknr. BV9118 waartegen hoger beroep is ingesteld is hier te vinden.

Casus

Rechtbank Alkmaar heeft het besluit vernietigd maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Het besluit betrof een verleende bouwvergunning door B en W van Buren aan Weom voor het plaatsen van vier windturbines met bijbehorende bouwwerken. Het bouwvlak van één van de windturbines kan binnen een straal van 400 meter afstand van een woning worden gebouwd. De windturbine zelf zal niet binnen 400 meter van de woning worden gebouwd. De windturbines hebben gezamenlijk een capaciteit van 12 MW. De bouwvergunning was in strijd met het bestemmingsplan vastgesteld met een vrijstelling op grond van artikel 19 WRO (oud). De Crisis- en herstelwet is van toepassing. De rechtbank heeft de beroepsgrond van appellant dat er een MER had moeten worden opgesteld, verworpen.
Appellant voert in hoger beroep onder meer aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen MER hoefde te worden gemaakt. Er zijn in de buurt van de windturbines meerdere woningen aanwezig. Een MER kan duidelijkheid verschaffen over eventuele geluidshinder. Verder betoogt appellant dat het gebied is aangewezen als nationaal landschap. Daarvoor had er een nulmeting moeten worden uitgevoerd.
NB De uitspraak is van voor de Wabo en onder het oude Besluit m.e.r. gedaan.

Overwegingen van de bestuursrechter
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in een uitspraak van 4 augustus 2010 (zaaknr. 200904695/1/M1) dient in een voorkomend geval op grond van het Hofarrest van 15 oktober 2009 in zaaknr. C-255/08 ook acht te worden geslagen op andere factoren als bedoeld in bijlage III van de M.e.r.-richtlijn die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER. Enkele factoren die in bijlage III worden genoemd zijn het opnamevermogen van het natuurlijk milieu, met in het bijzonder aandacht voor onder meer gebieden die in de wetgeving van de lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd en Natura 2000-gebieden.
Vast staat dat voor het bouwplan dat voorziet in het oprichten van vier windturbines met een gezamenlijk vermogen van 12 Mw ingevolge het Besluit m.e.r. (oud) geen m.e.r-beoordelingsplicht bestaat. Op grond van het arrest van het Europese Hof van 15 oktober 2009 dient evenwel acht te worden geslagen op andere factoren als bedoeld in bijlage III. Ten behoeve van de vraag of voor het bouwplan toch een m.e.r.-beoordeling had moeten worden verricht, is een onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van oktober 2010 "Windpark Buren, beoordeling m.e.r.-plicht". In dit rapport wordt na toetsing van een aantal aspecten, zoals geluid, schaduw, natuur, landschap en waterhuishouding, geconcludeerd dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is. Voor de twee aspecten waarvoor door realisering van het bouwplan significante effecten optreden, worden passende maatregelen getroffen om deze te compenseren. De rechtbank heeft, nu voldoende acht is geslagen op andere factoren en de stichting niet aannemelijk heeft gemaakt dat de conclusies van dat onderzoek ondeugdelijk zijn, terecht overwogen dat in dit geval geen m.e.r.-beoordelingsplicht bestaat. Het betoog dat geen aandacht is geschonken aan de inbreuk op landschappelijke waarden mist feitelijke grondslag, nu daarop in paragraaf 3.4 van het rapport is ingegaan. Het betoog faalt.

Uitspraak
Het hoger beroep is ongegrond en de uitspraak van de Rechtbank Arnhem wordt bevestigd.