ECLI:NL:RVS:2013:BZ7543
Betreft | Goedkeuringsbesluit n.a.v. oprichtingsvergunning Maastricht |
---|---|
Datum uitspraak | 03-04-2013 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | Maastricht, milieueffectrapportage-richtlijn (m.e.r.-richtlijn), Algemene wet bestuursrecht |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201108280/1/A4 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- De m.e.r.-richtlijn verplicht niet tot een ruimere bekendmakingsregeling dan is geregeld in de Awb.
Casus
Op 5 januari 2010 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg een oprichtingsvergunning verleend voor een inrichting voor klinker- en cementproductie te Maastricht, alsmede een revisievergunning voor activiteiten in de bijbehorende groeve. In de vergunningvoorschriften is een verplichting opgenomen om een geurreductie-onderzoek en een plan van aanpak ter goedkeuring bij het college in te dienen. Bij besluit van 20 december 2011 heeft het college het ingediende geurreductie-onderzoek en plan van aanpak goedgekeurd. Het college heeft op 7 juni 2011 het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante meent dat het goedkeuringsbesluit ingevolge artikel 3:41, eerste lid, Awb aan haar of haar gemachtigde had moeten worden toegezonden. Ook meent zij dat het fairplay-beginsel en artikel 10 bis van de m.e.r.-richtlijn noopten tot toezending van het besluit aan haar of haar gemachtigde.
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt dat het goedkeuringsbesluit uitsluitend aan de vergunninghouder is gericht, zodat voor bekendmaking daarvan ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb slechts toezending of uitreiking van het besluit aan de vergunninghouder vereist was. Volgens de Afdeling noopt het fair play beginsel noch artikel 10 bis van de m.e.r.-richtlijn tot een ruimere bekendmaking dan is geregeld in de Awb.
De Afdeling oordeelt verder dat in dit geval de overschrijding van de bezwaartermijn door appellante verschoonbaar as en het college niet-ontvankelijkverklaring van het bewaar achterwege had moeten laten.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 7 juni 2011.