ECLI:NL:RVS:2014:1308
Betreft | Bestemmingsplan âBedrijfsverplaatsing Lodderlandsedijkâ, Westvoorne |
---|---|
Datum uitspraak | 16-04-2014 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | bestemmingsplannen, Natura 2000-gebieden, stikstofdepositie, passende beoordeling, maximale mogelijkheden, veehouderij |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201304647/1/R4 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Ook een zeer geringe toename van stikstofdepositie in een al overbelast Natura 2000-gebied kan nopen tot een Passende beoordeling en een m.e.r.-plicht;
- de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden moeten ook worden meegenomen bij het bepalen van de maximale mogelijkheden van het plan.
Casus
De gemeente Westvoorne heeft op 26 maart 2013 een bestemmingsplan vastgesteld voor de verplaatsing van een veehouderijbedrijf. Omdat het waterschap een deel van de gronden van het veehouderijbedrijf had verworven voor een project, zijn de overgebleven gronden te klein voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Op het bestaande perceel van het veehouderijbedrijf voorziet het plan woningen.
Volgens appellanten leidt de vestiging op de nieuwe percelen tot aantasting van natuurwaarden van nabijgelegen EHS- en Natura 2000-gebieden. Ook had een MER moeten worden gemaakt.
Tevens voeren appellanten aan dat in het plan onvoldoende is gewaarborgd dat de veestapel niet zal toenemen omdat de stalruimte voor een koe te ruim genomen is en de planregels de mogelijkheid bieden om de maten met 15% te overschrijden.
Volgens de gemeenteraad leidt het plan op vier van de vijf gehanteerde meetpunten tot een verwaarloosbare toename van stikstofdepositie en is daarom geen sprake van een significant effect op Natura 2000-gebieden.
De raad meent bovendien dat de toegestane oppervlakte van de stal en de gebruiksregel dat andere gebouwen niet voor het stallen van vee mogen worden gebruikt, voldoende beperking voor het aantal te houden dieren geeft.
Overwegingen van de bestuursrechter
Een MER moet op grond van artikel 7.2a, eerste lid, van de Wm gemaakt worden als er een Passende beoordeling nodig is.
Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak kan een bestemmingsplan zonder Passende beoordeling worden vastgesteld als op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het plan op zichzelf of in combinatie met andere plannen en projecten significante effecten op het Natura-2000 gebied heeft. De gemeenteraad heeft ten onrechte die conclusie getrokken uit de stelling dat de berekende toenames van stikstofdepositie slechts een verwaarloosbaar kleine toename laten zien en de constatering dat als gevolg van de lopende ontwikkeling van veevoeders die de uitstoot van stikstof verminderen. Volgens de Afdeling had de raad nader onderzoek moeten verrichten, omdat uit een Aagro-stacks berekening volgt dat op twee meetpunten sprake is van een toename van 0,03 mol N/ha/jr respectievelijk 0,04 mol N/ha/jr, terwijl nu al sprake is van een overschrijding van de kritische depositiewaarden voor een aantal habitattypen. Daarbij neemt de Afdeling de overschrijding van kritische depositiewaarden, en de omstandigheid dat niet is gebleken op welke wijze de staat van instandhouding van habitattypen in kwestie is betrokken in het ecologisch onderzoek, in aanmerking.
Omdat de raad heeft erkend dat de maximale oppervlaktematen uit een tabel in de planregels abusievelijk alleen voor de hoogtematen gelden en niet ook voor oppervlaktematen, heeft de raad ook onvoldoende gewaarborgd dat niet meer dieren kunnen worden gehouden.
Uitspraak
De Afdeling vernietigt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.