ECLI:NL:RVS:2015:2639

Betreft Bestemmingsplan Deurne
Datum uitspraak 19-08-2015
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, Deurne, stikstofdepositie, referentiesituatie, feitelijke situatie
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201406183/1/R3

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • In een Passende beoordeling als bedoeld in artikel 19j, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 moeten de gevolgen van een plan vergeleken worden met de feitelijke situatie op het moment dat het plan vastgesteld wordt.

Casus

Op 6 mei 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente Deurne het bestemmingsplan […] vastgesteld. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het beëindigen van een glastuinbouwbedrijf, de uitbreiding van een paardenhouderij en verkleining van het agrarisch bouwvlak van 3 naar 1,5 ha.

Appellant is van mening dat de uitbreiding van 35 naar 50 paarden nadelige gevolgen heeft voor het nabijgelegen, al overbelaste, Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel. Hij wijst er op dat een Passende beoordeling had moeten worden gemaakt en daarom ook een plan-MER.

De raad brengt hier tegenin dat appellant niet in de onmiddellijke nabijheid van het Natura 2000-gebied woont en dat geen duidelijke verwevenheid is tussen zijn individuele belang en het belang dat de Natuurbeschermingswet 1998 beoogt te beschermen. Ook meent de raad dat de stikstofdepositie juist afneemt als gevolg van het plan, omdat het glastuinbouwbedrijf wordt wegbestemd, het agrarisch bouwvlak kleiner wordt en de paardenhouderij al bestaat. Ter onderbouwing van dat standpunt wijst de raad op het rapport ‘Berekening N-depositie [locatie] te Neerkant’ van Aelmans Ruimte.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling constateert dat bij de bepaling of het plan leidt tot belangrijk nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied, moet worden uitgegaan van de feitelijke situatie op het moment dat het plan wordt vastgesteld. Ze verwijst daarvoor naar vaste jurisprudentie, bijvoorbeeld ABRvS van 5 december 2012, zaaknr. 201109053/1/R2. Aelmans is uitgegaan van de milieuvergunning uit 1992 voor de glastuinbouwkas. Die situatie komt niet overeen met de feitelijke situatie. De glastuinbouwkas was op het moment dat het plan werd vastgesteld al vier jaar weg. Bij een toename van het aantal paarden neemt de stikstofdepositie toe ten opzichte van de feitelijke situatie. Daarom had de raad een Passende beoordeling en dus ook een plan-MER moeten opstellen.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en veroordeelt de raad tot vergoeding vande proceskosten.

NB Een soortgelijke uitspraak betreft Bestemmingsplan buitengebied Opsterland, zaaknr. 201407427/1/R4 d.d. 16-9-2015.