ECLI:NL:RVS:2020:1832

Betreft Omgevingsvergunning evenementenlocatie
Datum uitspraak 29-07-2020
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Hoger beroep
Trefwoorden evenementen, evenementencomplexen, stedelijke ontwikkelingsprojecten, kruimelgevallen, bedrijventerreinen, Oisterwijk
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201905623/1/R2

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r., hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij spelen onder meer mee of het bebouwde oppervlak toeneemt en in hoeverre het voorgenomen gebruik verschilt van wat in het bestemmingsplan is toegestaan.
  • Voor de conclusie dat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject kan meewegen dat een locatie ligt aan de rand van een bestaand bedrijventerrein en dat de verkeersaantrekkende werking niet wezenlijk anders is dan wat al mocht.
  • Of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject hangt niet af van het al dan niet optreden van aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu (zie ook bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:1297) .

Casus

Op 24 oktober 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk (hierna: het college) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een evenementenhal in een gedeelte van een bestaand pand op een bedrijventerrein. De vergunning laat gebruik toe dat strijdig is met het plan, omdat de bestemming "Bedrijventerrein" het organiseren en houden van evenementen niet toestaat. Hiervoor heeft het college een ‘kruimel’-afwijking verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo. In de voorschriften van de vergunning staat dat er per jaar maximaal 8 themafeesten met maximaal 1.000 bezoekers, maximaal 20 themafeesten met 800 bezoekers en maximaal 4 dagen carnaval met 800 bezoekers gehouden mogen worden. De openingstijden van de themafeesten en carnavalsdagen zijn van 16:00 uur tot en met 2:00 uur respectievelijk van 12:00 uur tot en met 2:00 uur.
Appellanten betogen onder meer dat de vergunning niet met een ‘kruimel’-afwijking had mogen worden verleend vanwege artikel 5, onderdeel 6, Bijlage II van het Bor. Er zou volgens appellanten namelijk sprake zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van categorie D11.2, kolom 1, bijlage Besluit m.e.r. Zij voeren aan dat de evenementenhal, anders dan de andere bedrijven op het bedrijventerrein, veel bezoekers zal trekken die met name in de avonden en de weekenden overlast zullen veroorzaken.
Volgens verweerder en de rechtbank is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject.
 
Overwegingen van de bestuursrechter
 De Afdeling bestuursrechtspraak hanteert de vaste lijn in de jurisprudentie. Het antwoord op de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij spelen onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene stedelijke ontwikkeling een rol. De Afdeling verwijst naar een uitspraak van 18 juli 2018 ECLI:NL:RVS:2018:2414. Uit deze uitspraak volgt ook dat het aanmerken van een activiteit als een activiteit uit kolom I van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., niet afhangt van het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
In dit geval heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo (de ‘kruimel’-afwijking) een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Weliswaar verandert daarmee het gebruik van het perceel, maar dat betekent niet dat de wijziging van het gebruik aangemerkt dient te worden als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in categorie D 11.2, kolom I, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De functiewijziging gaat namelijk niet gepaard met een uitbreiding van bebouwing op het perceel en het gebruik van de parkeerplaats rondom het gebouw verandert niet. Het is hiermee volgens de Afdeling niet aannemelijk dat het gebruik voor evenementen vergeleken met het al toegestane gebruik, zo’n andere verkeersaantrekkende werking heeft –en daarmee zulke milieugevolgen - dat de ontwikkeling aangemerkt moet worden als een stedelijk ontwikkelingsproject. Van belang is in dit geval ook nog dat het project ligt de rand van een bedrijventerrein in een gebied met een gemengd karakter en waar op grond van het bestemmingsplan al bedrijvigheid is toegestaan (voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.2). De Afdeling concludeert dat het gebruik als evenementenhal in planologisch opzicht niet zodanig verschilt van het op grond van het bestemmingsplan toegestane gebruik dat om die reden sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het maakt daarbij niet uit dat evenementen bezoekers aantrekken gedurende andere openingstijden dan de tijden die gebruikelijk zijn voor de bedrijven.
 
Uitspraak
De Afdeling verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.