ECLI:NL:RVS:2010:BL9581
Betreft | Fly-over Utrecht |
---|---|
Datum uitspraak | 31-03-2010 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Hoger beroep |
Trefwoorden | luchtkwaliteit, vergunningen, Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), fly-over, Utrecht (gemeente) |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200900883/1/H1 |
Conclusies voor de mer praktijk
- Dit is de eerste uitspraak over een project dat is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
- De Afdeling bevestigt de wetgeving: indien een project is opgenomen in het NSL is een onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet meer nodig.
- Bij beroep tegen een project dat in het NSL is opgenomen kan worden aangevoerd dat het NSL ondeugdelijk is voor dat specifieke project (de zogenaamde exceptieve toetsing). Bijvoorbeeld omdat de gevolgen van het project ingrijpender of de maatregelen minder doeltreffend zijn dan in het NSL is aangenomen.
- De Afdeling acht de NSL-systematiek in overeenstemming met de Europese richtlijn.
Casus
Het college van burgemeester en wethouders (BenW) van Utrecht hebben vrijstelling van het bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend voor de bouw van een fly-over aan de ds. Martin Luther Kinglaan. Het bezwaar daartegen hebben BenW ongegrond verklaard. Het beroep dat tegen dat besluit op bezwaar werd ingesteld is door de rechtbank Utrecht gegrond verklaard: het college zou ten onrechte het Besluit Luchtkwaliteit 2005 ten grondslag hebben gelegd aan zijn besluit. Het besluit was al vervangen door de wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen Stbl. 2007, 434). Omdat de wet van dezelfde grenswaarden uitgaat als het besluit heeft de rechtbank Utrecht de rechtsgevolgen in stand gelaten.
Tegen het besluit van de rechtbank Utrecht wordt hoger beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Twaalf dagen voor de zitting en bijna anderhalve maand na de inwerkingtreding van het NSL schrijft de gemeente de Afdeling bestuursrechtspraak dat het project is opgenomen in het NSL.
(1) Appellant vindt dat dit buiten het geding moet blijven, omdat dit zo kort voor de zitting aan de Afdeling en appellant is meegedeeld (procedureel bezwaar).
(2) Appellant vindt dat de gevolgen van het project ten onrechte in stand zijn gela¬ten: de gevolgen van het project voor de luchtkwaliteit zouden niet deugdelijk zijn onderzocht en het NSL zou onvoldoende inzichtelijk maken dat ondanks de negatieve effecten van het project tijdig aan de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) wordt voldaan (inhoudelijk bezwaar).
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling geeft in haar uitspraak uitgebreid uitleg over de werking van het NSL en gaat in op de bezwaren van appellant:
Ad (1) De Afdeling maakt korte metten met het eerste (procedurele) bezwaar. Appellant had er van op de hoogte kunnen zijn dat dit project in het NSL is opgenomen. Van vaststelling en inwerkingtreding van het NSL is namelijk kennis gegeven in de Staatscourant en in De Telegraaf.
Ad (2) De Afdeling vindt dat de appellant onvoldoende aanvoert om zijn tweede (inhoudelijke) bezwaar te onderbouwen. Daarbij neemt de Afdeling de volgende zaken in aanmerking:
- volgens het NSL zijn voldoende maatregelen opgenomen in de agglomeratie Utrecht om binnen de termijnen aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof te voldoen. De Afdeling benoemt een deel van deze maatregelen: het weren van zwaar vrachtverkeer in de binnenstad, het inrichten van verkeersluwe gebieden, de aanschaf van LPG bussen;
- de Europese Commissie is er van overtuigd dat in de agglomeratie Utrecht de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof tijdig worden gehaald (beschikking van 7 april 2009, nr. C(2009)2560);
- elk jaar moet aan de Europese Commissie worden aangetoond dat de Nederlandse concentratieniveaus onder de grenswaarden blijven zoals opgenomen in de bijlage XI bij de richtlijn;
- het college rapporteert jaarlijks aan de Minister van VROM over voortgang en uitvoering van het NSL en de daarin opgenomen maatregelen en besluiten (waaronder het onderhavige project) en de effecten daarvan op de luchtkwaliteit.
Uitspraak
De Afdeling concludeert dat aangezien het project is opgenomen in het NSL de omstandigheid dat de realisering van het project gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit niet de verlening van vrijstelling van het bestemmingsplan in de weg kan staan. Daarbij acht de Afdeling het niet relevant of voldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het project op de luchtkwaliteit. Met andere woorden: indien een project is opgenomen in het NSL is een (afzonderlijk) luchtonderzoek niet meer nodig.
De uitspraak van de Rechtbank Utrecht blijft daarmee in stand, maar wel op andere gronden.