ECLI:NL:RVS:2010:BO4217

Betreft Rijksweg 31 Leeuwarden
Datum uitspraak 17-11-2010
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Verdrag van Aarhus, alternatieven, natuurcompensatie, EVRM, Crisis- en herstelwet (Chw)
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201004771/1/M2

Conclusies voor de mer praktijk

  • Niet-vastgestelde beleidsstukken hoeven niet bij de Trajectnota/MER te worden betrokken.
  • Als een alternatief geen oplossing biedt voor de problemen, hoeft dit alternatief niet in het MER te worden onderzocht.
  • Het is niet in strijd met verdragen (EVRM en Aarhus) dat de Crisis- en herstelwet bepaalt dat een beroepschrift de gronden van het beroep moet omvatten en dat na afloop van de beroepstermijn geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd.
  • Als regelgeving niet verplicht tot compensatie van natuur, is de minister vrij in het kiezen van de wijze van compensatie.

Casus

De minister van V&W heeft op 26 februari 2010 het tracébesluit Rijksweg 31 Leeuwarden vastgesteld.

Over m.e.r. zijn de volgende beroepsgronden aangevoerd:

  • bij het opstellen van de Trajectnota/MER is ten onrechte de Structuurvisie Leeuwarden West niet betrokken,
  • de aanleg van een 80 kilometerweg langs bestaande infrastructuur is een beter alternatief om de verkeersproblemen bij Leeuwarden op te lossen.

Ten aanzien van de Crisis- en herstelwet (Chw) is aangevoerd dat deze wet niet op regionale projecten van toepassing is. Ook zouden enkele artikelen van de Chw in strijd zijn met het recht op toegang tot de rechter zoals verwoord in het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Verdrag van Aarhus.

Wat betreft natuur stellen appellanten dat de compensatie van de weidevogels in het tracébesluit ontoereikend is. Er wordt te weinig gebied gecompenseerd en in het tracébesluit zijn te weinig zoekgebieden voor compensatie aangewezen. Ook betwisten ze de methode van omvangbepaling van het te compenseren gebied en het feit dat compensatie fasegewijs mag plaatsvinden.

Overwegingen van de bestuursrechter
M.e.r.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt als volgt over de m.e.r.-beroepsgronden.
Uit de Trajectnota/MER blijkt dat de Structuurvisie Leeuwarden West niet is betrokken bij het opstellen van de Trajectnota/MER. De structuurvisie is nooit vastgesteld. De Tracéwet verplicht niet tot het beschrijven van de mate waarin in de structuurvisie met de aanleg van de Rijksweg is rekening gehouden.
Met betrekking tot het vermeende betere alternatief stelt de minister dat dit alternatief niet is onderzocht, omdat gebleken is dat het alternatief de problemen niet in voldoende mate oplossen. Dat appellanten andere alternatieven voorstaan, maakt niet dat de minister niet in redelijkheid voor de aanleg van de rijksweg heeft kunnen kiezen.

Chw
Voor de toepassing van de Chw is niet van belang of een project van maatschappelijk en economisch belang is of van regionaal belang. Als het tracébesluit betrekking heeft op een categorie van de Chw is de Chw van toepassing. Dat is hier het geval (de categorie ‘aanleg van een hoofdweg’).
Ingevolge de Chw moet een beroepschrift de gronden van het beroep omvatten en kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd. Uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat in het EVRM geen absoluut recht op toegang tot de rechter is neergelegd en beperkingen mogen worden gesteld mits deze een rechtmatig doel dienen en het recht op toegang niet in de kern wordt aangetast. Volgens de Afdeling tast de Chw het recht op toegang tot de rechter niet in de kern aan. Door de Chw staat in een vroeg stadium vast welke beroepsgronden ter beoordeling staan. Dit moet vertragingen in beroepsprocedures zoveel mogelijk voorkomen en is een rechtmatig doel. De Chw is niet in strijd met het EVRM.
De verplichtingen van het Verdrag van Aarhus zijn op Europees niveau uitgevoerd. Er moet dus worden gekeken of de Chw in overeenstemming is met het relevante Europese recht. De Afdeling wijst op Europese jurisprudentie die stelt dat procesrecht bij ontbreken van een Europese regeling terzake aan de nationale wetgever is, mits het procesrecht voor Europese regels niet ongunstiger is dan dat voor nationale regels. De Chw geldt voor alle beroepen en is dus niet in strijd met deze Europese jurisprudentie.

Natuur
Regelgeving verplicht in dit geval niet tot compensatie, dus de minister is vrij in de wijze van compensatie. De compensatie hoeft bijvoorbeeld niet voorafgaand aan de ingreep te worden gerealiseerd. De keuze om voor de compensatie het Friese Werkplan Weidevogels te volgen, vindt de Afdeling niet onterecht.
De zoekgebieden voor compensatie liggen minder dan vier kolometer van het verstoorde gebied, hebben samenhang met andere weidevogelkernen, zijn vanwege landschappelijke openheid geschikt en hebben potentieel vergelijkbare natuurwaarden. De oppervlakte van het zoekgebied is groter dan het gebied waarvoor compensatie moet worden gezocht. Volgens de Afdeling zijn voldoende en geschikte zoekgebieden aangewezen. Er is geen rechtsgrond die vereist dat de compensatie in detail is uitgewerkt in het Tracébesluit. Evenmin bestaat een verplichting de compensatie ineens (in plaats van fasegewijs) plaats te laten vinden.

Uitspraak
De beroepsgronden zijn ongegrond.

Klik hier voor het advies van de Commissie m.e.r. over dit project. (projectnrs 572 en 1279)