103. Grevelingenmeer zout of zoet

Na het gereedkomen van de compartimenteringsdammen (de Philipsdam en de Oesterdam) in het kader van de Deltawerken is de waterhuishoudkundige structuur in Zeeland sterk gewijzigd. De hoofdvraag in deze procedure was, of het Grevelingenmeer zout moest blijven of zoet moest worden. Bij de mogelijkheid van het zoet maken speelt het belang van de zoetwatervoorziening van de landbouw op Schouwen-Duiveland en een deel van Goeree-Overflakkee. Een andere oplossing voor deze zoetwatervoorziening is een pijpleiding, waardoor rechtstreeks vanuit de Krammer, het Zoommeer of het Haringvliet kan worden aangevoerd.   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
12-05-1982 Datum kennisgeving
12-05-1982 Ter inzage legging van de informatie
06-07-1982 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
15-05-1984 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
14-06-1984 Kennisgeving MER
14-06-1984 Ter inzage legging MER
27-11-1984 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

De Minister heeft besloten de bestaande situatie van een zout Grevelingenmeer te handhaven. Over de aanleg van een zoetwaterleiding moet nog worden beslist. De milieueffecten hiervan en van eventuele kwel schermen dienen nog nader onderzocht te worden. 

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. Albert Beintema
ir. Wil van Duijvenbooden
prof. dr. Huisman
dr. Joenje
prof. dr. Ringelberg
ir. Stroband
drs. Verhoef

Voorzitter: prof. dr. ir. Isaak Zonneveld
Werkgroepsecretaris: ir. Romke Seijffers

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Rijkswaterstaat

Bevoegd gezag
Rijkswaterstaat

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Zeeland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C00.1 interimperiode m.e.r.-plicht

Bijgewerkt op: 10 jul 2018