103

Grevelingenmeer zout of zoet

Na het gereedkomen van de compartimenteringsdammen (de Philipsdam en de Oesterdam) in het kader van de Deltawerken is de waterhuishoudkundige structuur in Zeeland sterk gewijzigd. De hoofdvraag in deze procedure was, of het Grevelingenmeer zout moest blijven of zoet moest worden. Bij de mogelijkheid van het zoet maken speelt het belang van de zoetwatervoorziening van de landbouw op Schouwen-Duiveland en een deel van Goeree-Overflakkee. Een andere oplossing voor deze zoetwatervoorziening is een pijpleiding, waardoor rechtstreeks vanuit de Krammer, het Zoommeer of het Haringvliet kan worden aangevoerd. 

 

Hoofdpunten uit het advies

De Minister heeft besloten de bestaande situatie van een zout Grevelingenmeer te handhaven. Over de aanleg van een zoetwaterleiding moet nog worden beslist. De milieueffecten hiervan en van eventuele kwel schermen dienen nog nader onderzocht te worden. 

 

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. Albert Beintema

ir. Wil van Duijvenbooden

prof. dr. Huisman

dr. Joenje

prof. dr. Ringelberg

ir. Stroband

drs. Verhoef

dr. Wind

voorzitter

prof. dr. ir. Isaak Zonneveld

werkgroepsecretaris

ir. Romke Seijffers

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Rijkswaterstaat

Initiatiefnemer

Rijkswaterstaat

Laatste advies uitgebracht op

27 november 1984