192

Bouw- en sloopafvalplan Zuid-Holland

De provincie en het voormalig Openbaar Lichaam Rijnmond hebben in 1981 respectievelijk 1985 plannen opgesteld voor de verwijdering van bouw- en sloopafval. Voor de tweede planperiode (1989 – 1994) zal voor de provincie Zuid-Holland één plan gelden voor de verwijdering van bouw- en sloopafval en daarmee te verwerken bedrijfafvalstoffen.

Hoofdpunten uit het advies

In verband met de duur van de inspraakperiode (tot en met 31 oktober 1988) bracht de Commissie haar advies een week ná sluiting van de inspraakperiode uit. De inspraaktermijn over het MER en het ontwerp-plan is verlengd tot en met 15 december 1991 vanwege het feit dat de verplichte publicatie in de Staatscourant achterwege was gebleven.

De Commissie constateerde in haar toetsingsadvies, dat het beleid op korte termijn sterk was gericht op het realiseren van voldoende stortcapaciteit. Gezien de bestaande afvalsituatie in Zuid-Holland was het begrijpelijk dat MER en plan sterk waren gericht op afvalverwijderingsproblematiek. Voor de middellange termijn besprak het MER zes potentieel geschikte locaties. Mede omdat realisering van de betreffende stortplaatsen pas na 2000 zou plaatsvinden, gaf de Commissie in haar advies het provinciebestuur in overweging een onderzoek te laten verrichten naar alternatieve inrichtingsmethoden die ook op de lange termijn vrijwel volledige zekerheid bieden ten aanzien van de stabiliteit van de ophoging en een voortdurend ongestoorde afvoer van het percolaat garanderen. De Commissie deed deze aanbeveling vanwege de omvangrijke grondmechanische en geohydrologische complexiteit in het westen van Nederland.

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Wil van Duijvenbooden

ing. Eenkema

ing. Willem Meijnen

drs. Sybrand Tjallingii

voorzitter

dr. Hans Cohen

werkgroepsecretaris

drs. René Klerks

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Provincie Zuid-Holland

Initiatiefnemer

Provincie Zuid-Holland

Laatste advies uitgebracht op

10 januari 1992