2055. Koude-/ Warmteopslag stationsgebied Utrecht

Hoog Catharijne BV, gemeente Utrecht, NS-vastgoed en Prorail willen hun bestaande en nieuw te ontwikkelen gebouwen in het stationsgebied van Utrecht duurzaam verwarmen en koelen door opslag van koude en warmte (KWO) in de bodem. Voor de benodigde grondwateronttrekking en –infiltratie is een vergunning nodig op grond van de Waterwet. Het daarbij horende MER beschrijft helder de onderlinge afstemming tussen de aanwezige en te realiseren KWO-systemen, de beperkte speelruimte voor de plaatsing ervan en de bandbreedte in te verwachten wijzigingen in grondwaterstanden en -temperaturen.

Procedure en adviezen

richtlijnen
21-02-2008 Adviesaanvraag
25-02-2008 Datum kennisgeving
25-02-2008 Ter inzage legging van de informatie
22-04-2008 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
23-02-2012 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer
23-02-2012 Kennisgeving MER
23-02-2012 Ter inzage legging MER
22-05-2012 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

Toetsing
De Commissie vond wel dat het MER een onvoldoende of onjuist beeld geeft van de referentiesituatie en van de energieprestatie-eisen voor de gebouwen met KWO. Het eerste leidt tot een onjuiste weergave van de realiseerbare reductie in CO2-emissie en in energieverbruik en het laatste kan leiden tot een verkeerde schatting van de benodigde omvang van de KWO-systemen. De ontvangen aanvullingen op het MER corrigeren de geschatte CO2-emissiereductie en maken duidelijk dat de KWO-systemen worden ingezet voor het behalen van de energieprestatie-eis.
De Commissie onderschrijft de meerwaarde van de KWO-systemen bij het aanpakken van de aanwezige, omvangrijke bodemverontreiniging, maar beveelt aan om de monitoring en het beheer ervan toe te lichten bij het besluit.

In haar richtlijnenadvies had de Commissie gevraagd om een duidelijk beeld te schetsen van de energetische prestatie van het totale systeem (met bijzondere aandacht voor de te bereiken besparing en de wijze waarop ze moet worde bereikt), de (onzekerheden) in hydrologische effecten, de vormgeving van het gebiedsgericht grondwaterbeheer en de effecten op cultuurhistorische waarden.



De Commissie beschouwt naast de samenvatting de volgende punten als essentiële informatie in het MER:

  • de energetische prestatie van het totale systeem, met bijzondere aandacht voor de te bereiken besparing, voor de energieprestatie van het KWO-systeem, voor de verlaging van de energieprestatiecoëficiënt van de aan te sluiten bebouwing en voor de plaats van het KWO-systeem in de berekening van de EPC.
  • de gekwantificeerde hydrologische effecten van de alternatieven en varianten, en een onderbouwd beeld van de onzekerheid in de grondwaterstanden en afgeleide effecten.
  • de vormgeving van het gebiedsgericht grondwaterbeheer met bijzondere aandacht voor het voorkómen van de verspreiding van verontreinigingen en de mogelijkheden voor een thermische balans in de bodem.
  • de effecten op cultuurhistorische (waaronder archeologische) waarden waarbij rechtstreekse effecten door ondergrondse werken moeten worden onderscheiden van effecten door veranderingen in de grondwaterstand.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

prof. dr. ir. Cornelis van den Akker
ir. Lidwien Besselink
ir. Charles Geelen
drs. Wilfried Hessing

Voorzitter: ir. Niek Ketting
Werkgroepsecretaris: dr. Johan Lembrechts

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Gemeente Utrecht

Bevoegd gezag
Provincie Utrecht

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Utrecht


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C15.1 tot 1-4-2011: Infiltratie of onttrekking van water >= 3 miljoen m3 per jaar (m.u.v. bronbemalers)

Bijgewerkt op: 30 nov 2012