254. Ontgronding/(her)inrichting Stevensweert, Ohé en Laak (Stevol)
De initiatiefnemer heeft het voornemen om in de gemeenten Stevensweert, Ohé en Laak en Echt (tegenwoordige gemeente Maasbracht) binnen het zogeheten projectplangebied van circa 280 ha, een gebied ter grootte van 209 ha te ontgronden ter verkrijging van zand en grind voor de nationale behoefte. Na de voltooiing van de ontgronding zal het gebied worden (her)ingericht. Afhankelijk van de nabestemming zal gedeeltelijke aanvulling van de ontstane plassen plaatsvinden.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
22-12-1989 Datum kennisgeving |
22-12-1989 Ter inzage legging van de informatie |
22-02-1990 Advies uitgebracht |
Advies voor richtlijnen |
Advies voor richtlijnen (engels) |
Toetsing |
26-11-1990 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer |
26-11-1990 Kennisgeving MER |
26-11-1990 Ter inzage legging MER |
Toetsingsadvies |
Toetsing a |
10-04-1992 Kennisgeving MER |
10-04-1992 Ter inzage legging MER |
10-07-1992 Toetsingsadvies uitgebracht |
Opmerkingen bij de advisering
In het richtlijnenadvies wijst de Commissie er onder andere op, dat de ontgronding een grote ingreep zal hebben op het hydrologische systeem en dat de effecten van deze ingreep waarschijnlijk ook merkbaar zullen zijn in België.
Tijdens de inspraak- en toetsingsperiode van het eerste MER werd duidelijk, dat dit MER niet voldoende milieu-informatie bevatte om op grond daarvan een weloverwogen besluit te kunnen nemen. Behalve onduidelijkheden waarop in de inspraak was gewezen, betrof het aanvullingen, waarin de provincie in een beoordelingsnota om had gevraagd. Op verzoek van de provincie heeft de initiatiefnemer daarom besloten om dit MER terug te trekken en te herzien.
Het toetsingsadvies concludeerde, dat het MER voldoende basis bood voor besluitvorming. Er was nog een aantal onduidelijkheden, waaraan ofwel voorafgaand aan de uitvoering, ofwel via de wettelijk verplichte evaluatie aandacht zou moeten worden geschonken. Dit betrof onder andere de stabiliteit en waterafdichtende werking van de onderwatertaluds.
Op 25 februari 1993 nam de gemeenteraad van Maasbracht een voorbereidingsbesluit ingevolge de Wet RO voor het Stevolgebied. Op 29 juli 1993 besloot de raad dit voorbereidingsbesluit in te trekken en te verklaren, dat er voor de gronden in het Stevolgebied een partiële herziening zou worden voorbereid voor het algemeen bestemmingsplan van Stevensweert, van het algemeen bestemmingsplan van Ohé en Laak en van het bestemmingsplan 'buitengebied' van Echt, voor zover deze gebieden onder Maasbracht ressorteren. Inmiddels was de ontgrondingenvergunning verleend; daarbij was ook een evaluatieparagraaf opgenomen. Deze ontgrondingenvergunning betrof een gebied van 134 hectare.
Op 24 januari 1994 werd een landinrichtingscommissie voor de aanpassingsinrichting Stevol ingesteld.
Tegen de ontgrondingenvergunning is beroep ingesteld door het Comité 'Stevol Nee'. In afwachting van de uitspraak over het beroep heeft GS van Limburg een machtiging ingevolge artikel 12 van de Ontgrondingenwet verleend. Er is echter ook schorsing aangevraagd van deze machtiging.
De voorzitter van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 juni 1994 uitspraak gedaan in dit geding. Hij overwoog dat de Ontgrondingenwet een zorgvuldige afweging vereist en dat bij toekenning van een zogeheten artikel-12-machtiging een extra zorgvuldige belangenafweging nodig is. Hij zag temeer aanleiding voor extra zorgvuldigheid omdat in het toetsingsadvies van de Commissie was opgemerkt, dat het MER op een aantal punten aan duidelijk te wensen over liet. Bovendien bleek, dat de Planologische aanvaardbaarheid van het project op dat moment nog niet vaststond. Daarom luidde de uitspraak dat de machtiging voorlopig werd geschorst.
In augustus 1994 hebben GS besloten een ontgrondingsmachtiging af te geven voor slechts 15½ hectare, en de voorwaarden aan te scherpen ten opzichte van de eerder verleende vergunning.
In oktober 1994 bleek, dat er al in 1988 in opdracht van de provincie een onderzoeksrapport was opgesteld over de bodemverontreiniging in het gebied In de Roes (binnen de voormalige gemeente Ohé en Laak, overigens niet binnen het ontgrondingsgebied). Uit het onderzoek was gebleken dat gevaarlijk bedrijfsafval van de voormalige mijn Maurits met toestemming van de provincie in dit toenmalige grindgat was gestort. Het onderzoeksrapport is echter niet gebruikt bij het opstellen van het MER en bij de beschouwing hierin van het risico van grondwaterverontreiniging. Wel is via de vergunningvoorschriften geregeld, dat Stevol B.V. rekening moet houden met het risico van grondwaterbeïnvloeding door saneringslocaties in de omgeving (o.a. in In de Roes).
Op 30 november 1994 verleende de Rijkswaterstaat aan Stevol B.V. een vergunning ingevolge de Rivierenwet voor het maken en tijdelijk behouden van geluidswallen en gronddepots bij de ontgronding.
Op 12 september hebben Gedeputeerde Staten van Limburg gedeeltelijke instemming verbonden aan het bestemmingsplan Stevol. De goedkeuring gold de deelgebieden Molenplas en Neerveld, maar werd onthouden aan het deelgebied Walburg.
Op 18 juli 1995 deed de Raad van State uitspraak in een bodemprocedure. Daarmee kreeg Stevol het groene licht om een gebied van ca. 185 ha te ontgronden (exclusief ca 25 ha bij Walburg). Inmiddels is de ontgronding gestart langs de noordzijde van de Molenplas. In de zomer van 1995 zijn de cementbentonietschermen geplaatst, die voor hydrologische isolatie moeten dienen.
Gedurende 1996 is 25 hectare ontgrond, en ongeveer 7 hectare aangevuld. Medio 1996 is bovendien nieuwe infrastructuur in gebruik genomen: de T31 oftewel de Verlengde Oude Maasweg. Deze weg dient als vervanging van de Wijde Steeg, de doorgaande weg tussen Stevensweert en Ohé en Laak, die eind 1996 uit gebruik is genomen na een ongegrondverklaring van een bezwaar.
Er is gestart met de aanleg van een tweede geluidswal.
Voor de gebieden buiten de ontgrindingslocaties heeft de dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden in 1996 een landinrichtingsproject gepresenteerd.
De grondwatermonitoring had inmiddels meer dan 3000 metingen opgeleverd, op grond waarvan geconcludeerd werd dat het cementbentonietscherm aan de oostkant van de ontgronding, bij het Julianakanaal effectief was. In samenwerking met de stichting De Lierelei is bovendien een biologische monitoring opgezet; de monitoring zal zich in eerste instantie over vijf jaar uitstrekken en zich concentreren op de rodelijstsoorten. Een eerste monitoringverslag hierover werd eind 1996 verwacht.
In oktober 1997 werd gemeld, dat na de grondwinning begonnen was met de herinrichting van de aangevulde noordrand van de Molenplas. Bovendien leek uit een onderzoek van De Lierelei naar voren te komen dat de overplaatsing van planten en amfibieën naar de aangelegde poel aan het Ohése eind van de T31 was geslaagd.
In maart 1998 bleek bij een inspectie dat de grindproducenten tientallen vrachtwagens met asfalt verontreinigde grond vanuit de gemeente Maasbracht hadden gestort in het grindgat en van plan waren deze grond in de oevers te herverwerken. Hiermee zou artikel 3.1 van de ontgrondingsvergunning overtreden zijn. De provincie Limburg heeft deze kwestie bij justitie in Roermond aangemeld.
Ook vroeg Stevol bij de provincie een vergunning aan om nog 3 ha extra, het gebied bij de Hompesche molen, te mogen ontgronden. De bedoeling was om dit gebied na ontgronding als landbouwgrond in te richten.
In 1998 bleek dat een aantal omwonenden van mening was dat de scheuren in hun woningen samenhingen met de Stevol-ontgrondingen. Er waren echter in de vergunning geen voorschriften ten aanzien van trillingen opgenomen. In opdracht van GS, Stevol, Maasbracht en de bewoners werd een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de scheuren. Halverwege het jaar 2000 bleek op basis van onderzoek van Haskoning dat de scheurvorming niet samenhing met de ontgrinding, maar het gevolg was van de aardbeving van april 1992 en van de hoge waterstanden in 1993 en 1995.
Eind oktober 1999 bleek dat de grindbaggeraars van de Panheel groep ruim 2000 m3 met olie en teer verontreinigde grond in de Molenplas hadden gestort. De concentratie van olie en teer bleek ongeveer 2½ maal de toegestane waarde. Het zuiveringschap Limburg heeft de Panheel groep de opdracht gegeven deze grond weer te verwijderen omdat de verontreiniging de ecologische ontwikkeling in de Molenplas in de weg kan staan.
De stand van zaken halverwege 2000 is dat wat betreft flora en vegetatie in de heringerichte gebieden nog weinig spectaculaire ontwikkelingen zijn opgetreden. In het uiterste zuidoosten van het gebied is ter vervanging van de Echterweert het ‘poeltje van Steven’ aangelegd, waarmee werd ingezet op terugkeer van de kamsalamander. Deze soort heeft zich daar echter nog niet gevestigd. Voor een aantal vogelsoorten was medio 2000 op die delen waar ondiep water en landbultjes elkaar afwisselden, wel een aantrekkelijk gebied ontstaan, onder andere voor kemphaan, zilverplevier en groenpootruiter.
De historische bodemvondsten uit het ontgrindingsgebied vonden vooral hun weg naar het Streekmuseum Stevensweert/Ohé en Laak.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
ir. Heijnen |
prof. dr. ir. Frans Maas |
drs. Ron Mes |
Voorzitter: dr. Hans Cohen
Werkgroepsecretaris: drs. Michiel Odijk
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Stevol B.V. |
Bevoegd gezag |
---|
Limburg |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Limburg
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C16.1 | tot 1-4-2011: Winning oppervlaktedelfstoffen >= 100ha |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007