Het voornemen behelst realisatie op korte termijn van één of meer bergingslocaties voor onderhoudsbaggerspecie van de klassen 2, 3 en 4, afkomstig uit niet-rijkswateren in Zuid-Holland. Het onderzoek ten behoeve van het MER wordt verdeeld in twee fasen.
In de eerste fase zijn alle te onderzoeken locaties (en alternatieven) globaal op hun milieuhygiënische effecten beoordeeld, waarna een voorkeurslocatie en reservelocaties worden geselecteerd.
In de tweede fase zouden één of meer de voorkeurslocaties in een uitvoerings-MER nader worden uitgewerkt ten behoeve van de eventuele vergunningverleningen.
Hoofdpunten uit het advies
Op 16 september 1993 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland besloten dat de voorkeursvolgorde van de uit te werken locaties is:
1. Oostvlietpolder bij Leiden (onder het voorbehoud dat er geen woningbouw komt);
2. Ommedijkse Polder bij Wassenaar/Valkenburg;
3. Polder Gnephoek bij Alphen aan de Rijn.
Op 21 september 1994 is de start van de m.e.r. bekendgemaakt voor de inrichting van een baggerstortlocatie in de Oostvlietpolder of Ommedijkse Polder 2]. Laatstgenoemde locatie is vooralsnog een reservelocatie.