De initiatiefnemers hebben het voornemen om een grootschalig baggerspeciedepot in het Hollandsch Diep te realiseren voor (ernstig) verontreinigde baggerspecie op een nader te bepalen voorkeurslocatie. In het baggerspeciedepot zal ernstig verontreinigde baggerspecie afkomstig van de sanering van de zuidrand van het Noordelijk Deltabekken (Merwede, Amer, Biesbosch, Hollands Diep e.a.) worden gestort, en (bepaalde) onderhouds- en saneringsspecie uit de regionale wateren in de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland. Het depot wordt gefaseerd in twee compartimenten aangelegd met een geschatte totale bergingscapaciteit van 30 miljoen m3 baggerspecie. De totale bergingscapaciteit hangt mede af van de resultaten van nog lopende saneringsonderzoek Zuidrand van het Noordelijk Deltabekken.
Hoofdpunten uit het advies
Volgens de Commissie gaf het MER – op wat onvolkomenheden na – een uitgebreid, degelijk onderbouwd en in het algemeen helder inzicht in de voorgenomen activiteit en de milieugevolgen daarvan, alsmede in mogelijke locatie- en uitvoeringsalternatieven. Bij een aantal onderwerpen plaatste de Commissie kanttekeningen.
● toetsing aan het beleidsstandpunt Verwijdering baggerspecie over:
- verwerking en stortcapaciteit;
- locatiekeuze;
- reductie van emissies uit de baggerspeciestortplaats;
● natuurontwikkeling en visuele invloeden van de stortplaats;
● restemissies naar bodem en grondwater, met name in de exploitatiefase;
● uitvoeringsmethodiek;
● leemten in kennis en monitoring/evaluatie.
Deze kanttekeningen zouden zonder aanvulling van het MER in vergunningsvoorschriften en in de evaluatieparagraaf kunnen worden verwerkt.
Er is gekozen voor een atoldepot op de locatie West, enigszins oostelijk van de lijn Numansdorp – Willemstad. Ondermeer de gemeente Willemstad heeft beroep aangetekend tegen de keuze voor locatie West.
Op 19 december 1996 heeft de Raad van State uitspraak gedaan. De bestreden besluiten (ingevolge de Wm en Wvo) zijn daarbij vernietigd aangezien de keuze voor de locatie West in plaats van de locatie Midden-Voorland onvoldoende kon worden gemotiveerd; er werd alleen verwezen naar het MER (dat een multicriteria-analyse bevat). De aantasting van het landschap, de (on-)veiligheid voor het scheepvaartverkeer en de belemmering van de recreatieve scheepvaart zijn onjuist gewogen voor beide locaties. Het (geringe) voordeel van de locatie West wat betreft de verspreiding van verontreinigingen weegt volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State niet op tegen de nadelen die deze locatie qua landschap en qua gebruik heeft.
Dit project heeft een voortzetting gekregen met het m.e.r. project 962.