536. Landinrichting Bergen/Egmond/Schoorl

De provincie Noord-Holland wil het gebied Bergen – Egmond – Schoorl herinrichten. Omdat het gebied naast een agrarische functie een belangrijke niet-agrarische functie vervult, is gekozen voor het instrument herinrichten, met een bijzondere doelstelling. Het project is een strategisch groenproject. 

Procedure en adviezen

Richtlijnen
02-09-1993 Datum kennisgeving
02-09-1993 Ter inzage legging van de informatie
11-12-1993 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
04-10-1996 Kennisgeving MER
04-10-1996 Ter inzage legging MER
Toetsing a
03-04-1997 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

In het richtlijnenadvies heeft de Commissie onderscheid gemaakt in een aantal niveaus in de planvorming waarop m.e.r. kan aangrijpen. Dit zijn: 

1. Het niveau van de functietoekenning aan deelgebieden in het plangebied. Doorgaans is dit in het streekplan gebeurd, zodat er beperkte mogelijkheden zijn voor alternatieven en varianten op dit niveau.

2. Het niveau van invulling en begrenzing van de toegekende functies. Op dit niveau kunnen varianten worden ontwikkeld vanuit een visie op de ontwikkeling van het gebied. Deze visies kunnen ontwikkeld worden op grond van keuzen in bijvoorbeeld de gewenste ontwikkeling van de natuur, de gewenste opbouw van het landschap, de intensiviteit van de landbouw, de inpassing van ecologische verbindingszones, e.d.

3. De maatregelen voor inrichting, vormgeving van beheer. Ook hiervoor kunnen varianten worden ontwikkeld. De gewenste set van maatregelen in een alternatief wordt bepaald door de keuzen die onder punt 2 hierboven zijn gemaakt.

Blijkens de ontvangen inspraakreacties op de startnotitie, worden de doelen en de uitgangspunten voor het project en daarmee van het streekplan Noord-Holland Noord ter discussie gesteld. GS liet daarom weten dat “eerst indien duidelijkheid bestaat over de omvang van de grondclaims in het kader van de ecologische hoofdstructuur tot vaststelling van de richtlijnen kan worden overgegaan”. De grondclaims zijn in het streekplan niet gewijzigd. De richtlijnen zijn in overeenstemming met het streekplan en gaan uit van functieverandering ten behoeve van natuurdoelstellingen van circa 920 ha, in eigendom te geven aan natuurbeschermingsorganisaties. Besloten is twee tranches te onderscheiden in de functieverandering voor natuurdoelen. In de eerste tranche wordt 460 ha begrensd volgens het beleid dat is vastgesteld in het streekplan. Deze fase is inmiddels voltooid. In de tweede tranche krijgen de landbouworganisaties de mogelijkheid een plan te ontwikkelen voor het begrenzen van de resterende 460 ha, waarbij de grond eigendom blijft van de boeren. Gedeputeerde Staten heeft aan dit alternatieve plan de voorwaarde gesteld dat de natuurwaarde even groot moet zijn als in de reguliere begrenzing waartoe is besloten in het streekplan. Indien dat niet het geval zal zijn, of als er geen redelijke zekerheid op realiseren van het alternatieve plan bestaat, wordt ook de tweede tranche begrensd volgens het streekplan en in eigendom gegeven van particuliere natuurbeschermingsorganisaties. Het alternatieve plan van de landbouworganisaties maakt geen onderdeel uit van het VOP/MER. De Commissie constateerde bij de toetsing dat de m.e.r. goede mogelijkheden zou hebben geboden om het plan van de landbouworganisaties als alternatief uit te werken en te vergelijken met de alternatieven die zijn gebaseerd op het streekplan. Het ontbreken van het plan zag de Commissie niet als reden om een aanvulling op het MER te adviseren, aangezien het ‘boerenplan’ geen onderdeel uitmaakt van het provinciaal beleid. De Commissie adviseerde echter wel een aanvulling op het MER op te stellen indien het provinciaal bestuur het alternatieve plan als reëel alternatief beschouwt en betrekt bij de besluitvorming.

In het toetsingsadvies wordt geconcludeerd dat het MER voldoende informatie bevat om het milieu een volwaardige rol te geven in de besluitvorming. Er wordt nog een aantal aanbevelingen gedaan voor de verdere planvorming en het meewegen van milieuaspecten daarbij. Tijdens de toetsing heeft de Commissie via het bevoegd gezag aanvullende informatie van de initiatiefnemer gekregen. In het toetsingsadvies wordt geadviseerd deze aanvullende informatie openbaar te maken bij de publicatie van het inspraakverslag, omdat het naar de mening van de Commissie voor de besluitvorming essentiële informatie betreft.

GS van de provincie Noord-Holland hebben in 2000 besloten geen landinrichtingsplannen meer vast te stellen. De landinrichtingscommissie heeft besloten het ontwerp-raamplan in deelplannen verder uit te werken. In 2000 heeft GS de eerste uitvoeringsmodule vastgesteld en ter inzage gelegd.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Harry Dijkstra
Rik Herngreen
ir. Ton van der Maarel
drs. Berend Veltman

Voorzitter: ing. Emile Mastenbroek
Werkgroepsecretaris: drs. Stefan Morel

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Bergen/Egmond/Schoorl

Bevoegd gezag
Noord-Holland

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Noord-Holland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C09.0 tot 1-4-2011: (Her)inrichting landelijk gebied met functiewijziging >= 250ha

Bijgewerkt op: 07 feb 2019