607. Wijziging opslag/verwerking radioactief afval COVRA Borsele

Voor de oprichting van een centrale bovengrondse en tijdelijke faciliteit (voor 50 – 100 jaar) voor de verwerking en opslag van alle soorten radioactief afval in Nederland is tot 1989 milieueffectrapportage uitgevoerd voor de vergunningverlening ingevolge de Kernenergiewet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren1. De vergunningen werden verleend in augustus 1989 aan COVRA op het haventerrein Vlissingen-Oost in de gemeente Borsele.  Bij uitspraak door de Raad van State (Afdeling Geschillen van Bestuur) van 17 juli 1992 werd bepaald, dat de COVRA alleen dat gedeelte van de haar vergunde faciliteit mag oprichten voor de opslag van radioactief afval waaraan de Nederlandse samenleving zich reeds heeft gecommitteerd (de zogeheten eerste bedrijfsfase van COVRA). Wijziging van de Kernenergiewetvergunning is nodig vanwege veranderingen zowel in de aard als in de hoeveelheden van het verwachte radioactief afval. Het betreft veranderingen van zowel hoog- als van laagradioactief afval. De opslag van alle hoogradioactieve afval wordt voorgesteld plaats te vinden in één opslaggebouw in plaats van twee gebouwen zoals gepland in 1989. Bij het hoogradioactieve afval dat zal worden aangeboden, bevinden zich ook bestraalde hoogverrijkte uranium splijtstofelementen waarbij beheersing van de 'criticaliteit' een rol kan spelen. Bij de bewerking en opslag van laagradioactief afval moet een verschil worden gemaakt tussen dat afval waarvoor faciliteiten al aanwezig dan wel vergund zijn, en dat afval waarvoor faciliteiten nog niet aanwezig zijn. In de wijziging is ook voorzien de opslag van grote hoeveelheden (zeer) laagradioactief afval uit de ertsverwerkende industrie en de olie- en gaswinning. 1 Zie project 123. 

Procedure en adviezen

Richtlijnen
22-04-1994 Datum kennisgeving
22-04-1994 Ter inzage legging van de informatie
06-06-1994 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing a
05-01-1996 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer
10-01-1996 Kennisgeving MER
10-01-1996 Ter inzage legging MER
Toetsingsadvies
Toetsing b
27-03-1996 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

De aanvullende richtlijnen werden vastgesteld omdat de voorgenomen activiteit ook zal inhouden de tijdelijke opslag in transportcontainers van bestraalde hoogverrijkte uranium splijtstofelementen afkomstig van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Commissie te Petten en mogelijk ook van het Interfacultair Reactorinstituut te Delft. De tijdelijke opslag wordt beëindigd zodra het opslaggebouw voor hoogradioactief afval gereed zal zijn. 

Het MER werd eerst aangeboden aan het bevoegd gezag met de vergunningaanvraag op 15 augustus 1995. Het bevoegd gezag constateerde op grond van de richtlijnen enkele tekortkomingen in het MER. Het betrof onder meer wat er gebeurt met vervallen afval en de betekenis daarvan voor de wijze van opslag, de ervaringen in andere landen met de opslag van laagradioactief afval en met tijdelijke opslag van bestraalde splijtstofelementen. De gevraagde informatie resulteerde in aanvullingen op het MER.

Tijdens de toetsing constateerde de Commissie nog twee tekortkomingen:

● het nulalternatief voor tijdelijke opslag van bestraalde splijtstofelementen bij COVRA;

● de werkelijke gevolgen van overstroming voor de verschillende gebouwen op het COVRA-terrein en voor de daarin aanwezige radioactieve afvalstoffen. In het MER is namelijk wel een schatting van de kansen van optreden van overstroming gegeven maar geen beschrijving van de werkelijke (fysieke) gevolgen daarvan. Er werd volstaan met het presenteren van een risicogetal waarin de kans op de gebeurtenis is vermenigvuldigd met de kans op sterfte door de gevolgen van de gebeurtenis.

Beide tekortkomingen werden tijdens de toetsing door de initiatiefnemer door middel van twee notities op goede wijze aangevuld. In het toetsingsadvies beveelt de Commissie aan deze extra informatie bekend te maken bij de vergunningverlening opdat ook anderen dan de Commissie hiervan kennis kunnen nemen.

Verder kwam in december 1995 het eerste evaluatierapport beschikbaar als uitvloeisel van de m.e.r.-procedure die in 1989 werd besloten met de vergunningverlening aan COVRA over de locatie Sloe. De Commissie gaf de aanbeveling de resultaten van dat evaluatierapport te betrekken bij de besluitvorming over de wijziging van de Kernenergiewetvergunning.

De beschikking d.d. 19 december 1996 houdt rekening met alle aanbevelingen van het toetsingsadvies van de Commissie. De vergunning wordt voorzien voor een bedrijfsperiode van 100 jaar vanaf 1996 maar beperkt zich tot de situatie in 2015.

De vernietiging van de beschikking van 19 december 1996 door de Afdeling Bestuursrechtspraak gebeurde op procedurele gronden. De Afdeling Bestuursrechtspraak constateerde namelijk dat de minister van Verkeer en Waterstaat niet betrokken was bij de totstandkoming van het besluit terwijl dat, als verantwoordelijke voor het kwalitatieve beheer van het oppervlaktewater, wel had moeten gebeuren. De Afdeling Bestuursrechtspraak gaf ook in overweging bij het nemen van het nieuwe besluit de minister van LNV te betrekken, omdat de vigerende Kernenergiewetvergunning ook in overeenstemming met die minister verleend zijn.

De beschikking d.d. 29 juni 1998 bevat een paragraaf over de evaluatie m.e.r. De evaluatie start op 1 januari 1998. Hoofdpunten van de evaluatie zullen in ieder geval zijn:

● de ontwikkeling van het milieu ter plaatse van de COVRA-vestiging;

● de beleving door omwonenden van de COVRA-vestiging;

● de bij de besluitvorming gehanteerde uitgangspunten inzake de afvalaanbodverwachtingen, de uitvoering van het ALARA-beginsel, het hanteren van de IBC-criteria, enz.;

● het waarborgen van een juist beheer van de aangeboden afvalstoffen;

● gebeurtenissen als bedoeld in voorschrift V.B.20 van de vergunning ( bijzondere gebeurtenissen die van belang zijn voor een veilige bedrijfsvoering en die gemeld moeten worden aan de directeur van de Kernfysische Dienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en aan de Hoofdinspecteur van de Milieu-inspectie).

De actualisering van het evaluatieonderzoek zal worden uitgevoerd volgens een nog nader vast te stellen meerjarenfasering.

Op 22 juni 1999 is op het terrein van de COVRA de eerste paal geslagen voor het hoogradio ac tiefafvalbehandelings- en opslaggebouw (HABOG). Naar verwachting kunnen hier vanaf 2003 de splijtingsproducten en actiniden uit Borssele, Dodewaard, Petten en Delft worden opgeslagen.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Henk Buijtenhek
ir. Huyskens

Voorzitter: prof. dr. ir. Dick de Zeeuw
Werkgroepsecretaris: drs. Jules Scholten

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA N.V.)

Bevoegd gezag
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Overige gegevens

Gebied: Nederland, niet provinciaal ingedeeld gebied; Nederland, provincie Zeeland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C23.0 tot 1-4-2011: Radioactief afval: oprichten inrichting voor behandelen, verwijderen of (>10 jaar) opslaan

Bijgewerkt op: 15 jan 2008