737. Uitbreiding siliconenproductie General Electric Plastics Bergen op Zoom

Vanwege de groeiende vraag naar producten van GE Silicones wil GE Plastics de productiecapaciteit op de fabriek van GE Silicones te Bergen op Zoom uitbreiden. Begin 1995 heeft GEP daarom vergunningen ingevolge de Wvo en de Wm aangevraagd om de bestaande fabriek uit te breiden. Deze verzorgt echter alleen de laatste stap in de productie; de siliconenpolymeren zouden nog steeds worden geïmporteerd. GEP heeft echter besloten deze vergunningenaanvraagprocedure stil te leggen en voor een veel meer omvattende productie-uitbreiding vergunningen aan te vragen. De geïntegreerde fabriek zou drie stappen beslaan:  ● productie van monomeren (met de verzamelnaam siloxanen) uit zoutzuur, methanol, siliciumbrokken, en water; ● productie van intermediaire producten als dimethylvloeistoffen, vinylpolymeren en oliën, silanolpolymeren, hydriden, gum intermediates en vulstof; ● productie van eindproducten als emulsies en antifoams, vloeistof/gummengsels voor shampoos, rubbers, lims, paper release producten, bij kamertemperatuur vulkaniserende componenten.

Procedure en adviezen

Richtlijnen
17-11-1995 Datum kennisgeving
17-11-1995 Ter inzage legging van de informatie
18-01-1996 Advies uitgebracht
Toetsing
04-07-1997 Kennisgeving MER
04-07-1997 Ter inzage legging MER
09-09-1997 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

In haar richtlijnenadvies vroeg de Commissie het accent te leggen op de infrastructurele voorzieningen die met het initiatief samenhangen en de consequenties van die samenhang, op de manieren om milieuvriendelijker te werken dan bij de fabriek van General Electric in Waterford (VS), en op de milieugevolgen voor lucht, oppervlaktewater, veiligheid en landschapsbeeld. 

De richtlijnen bevatten specifieker vragen over de kwaliteit en kwantiteit van afvalwater en de behandelingsmethode, lozingspunten, e.d. Tevens bevatten ze enkele concrete punten aan waarop alternatieven zouden moeten worden beschouwd. De richtlijnen geven een iets minder prominente plaats aan de gevolgen voor het landschapsbeeld.

In de richtlijnen constateerden GS naar aanleiding van een inspraakreactie van de Brabantse Milieufederatie (BMF), dat milieueffecten van de gebruiks- en afvalfase van siliconenproducten buiten het spectrum van deze m.e.r.-procedure vallen.

In verband met de productie-uitbreiding is een andere procedure gestart voor meer havenfaciliteiten1.

Het MER gaf een duidelijk beeld van de overwegingen inzake minimalisering en mogelijk hergebruik van afvalwater. Interessant was de optie om ammoniak die bij de vulstofbehandeling vrijkomt terug te winnen.

Na maanden van overleg was de BMF in het najaar van 1998 geneigd was om te accepteren dat fosgeen als tussenproduct zou ontstaan; in een convenant zou worden vastgelegd dat zij vanwege de emissiereductie van chloormethaan, gezien de afvalpreventie en omdat de zoutkringloop zou worden gesloten, zou afzien van verdere juridische stappen tegen de fosgeenproductie. In oktober 1998 echter werd duidelijk dat de Stichting Natuur en Milieu hiermee niet akkoord zou gaan en haakte de BMF af.

 

1 Zie project 770. 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

prof. drs. van den Berg
drs. Dick Dubbeld
dr. ir. Bram Klapwijk
drs. Irma de Vries

Voorzitter: ir. Maarten van Dis
Werkgroepsecretaris: dr. Nicole van Buren

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
General Electric Plastics B.V.

Bevoegd gezag
Noord-Brabant
Rijkswaterstaat
Hoogheemraadschap van West Brabant

Overige gegevens

Gebied: Belgium; Nederland, provincie Noord-Brabant


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C21.6 tot 1-4-2011: Oprichting geïntegreerde chemische installatie

Bijgewerkt op: 31 aug 2007