761. Inzet van secundaire stoffen en emissiereductie-2000 ENCI Nederland

Het gaat om de inzet van additionele secundaire grond-, brand- en hulpstoffen, die elders als afvalstof/reststof vrijkomen, in het bestaande productieproces van klinker/cement om daling van energiekosten te verkrijgen en om emissiereductiedoelstelling voor het jaar 2000 te bereiken.

Procedure en adviezen

Richtlijnen
01-03-1996 Datum kennisgeving
01-03-1996 Ter inzage legging van de informatie
26-04-1996 Advies uitgebracht
Toetsing
02-05-1997 Kennisgeving MER
02-05-1997 Ter inzage legging MER
Toetsing a
25-07-1997 Kennisgeving MER
25-07-1997 Ter inzage legging MER
28-08-1997 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

Bij de tervisielegging van de startnotitie heeft bevoegd gezag een positioneringsnota met bijlagen toegevoegd, waarin het bevoegd gezag positie inneemt over de reikwijdte van deze m.e.r. en met name over te stellen grens- en streefwaarden aan de emissie naar de lucht.

Naar het oordeel van de Commissie bevatte het MER een aantal essentiële tekortkomingen van belang bij de afweging tussen de verschillende uitvoeringsalternatieven, waaronder het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA), mede in het licht van de gestelde doelstellingen door het bevoegde gezag.

Na verkregen toelichtingen waren deze tekortkomingen nog niet geheel opgelost. Daarom heeft bevoegd gezag besloten tot een aanvulling op het MER. Deze aanvulling op het MER is volgens het richtsnoer Aanvullingen m.e.r. drie weken ter visie gelegd.

Naar het oordeel van de Commissie bevatten het MER en de aanvulling daarop tezamen voldoende informatie om het milieubelang in de besluitvorming een volwaardige plaats te geven. Zij doet wel een aantal aanbevelingen voor de besluitvorming ten aanzien van beperking van de emissies naar de lucht, het acceptatiebeleid en monitoring en evaluatie achteraf.

Het besluit bevat geen duidelijke evaluatieparagraaf. De rapportagegegevens conform de vergunningvoorschriften zullen wel voor alle betrokken partijen beschikbaar komen.

In 2000, 2001 en 2002 kwam de inrichting in het nieuws, voornamelijk vanwege geurhinder en andere luchtemissies, zoals van kwik. Het aantal geurklachten is daarna afgenomen. Er zou worden bezien in hoeverre aan een strengere kwiknorm zal moeten worden voldaan.

Bij de inzet van zuiveringsslib bleek dat de chloor- en zwavelgehaltes niet alleen vanwege de vergunning, maar ook om problemen in het proces te voorkomen, laag gehouden moesten worden. Een belangrijk aandachtspunt bleek het voorkómen van broei, zeker naarmate de inzet van natte biostromen zullen toenemen. Onder een vochtgehalte van 15% bleek er geen probleem te zijn; daarboven bleek het koelen met lucht een effectieve tegenmaatregel.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

prof. dr. Bijen
ing. Albert Dragt
ir. Anne Kiestra
ir. Jan Wardenaar

Voorzitter: ir. Maarten van Dis
Werkgroepsecretaris: ir. Romke Seijffers

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
ENCI Nederland B.V.

Bevoegd gezag
Limburg

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Limburg


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C18.4 tot 1-4-2011: Niet-gevaarlijk afval: verbranden of chemisch behandelen van >= 100ton per dag

Bijgewerkt op: 25 feb 2010