773

Noordoostelijke goederenspoorverbinding Oldenzaal (aansluiting Betuweroute)

De bedoeling is om een goederenspoorverbinding te maken tussen de Betuweroute (ten oosten van het CUP Valburg) en de grensovergang Oldenzaal, waarbij tevens een aansluiting wordt gerealiseerd met het bestaande spoorwegnet richting Noord-Nederland.  

 

Hoofdpunten uit het advies

Tijdens de toetsing concludeerde de Commissie dat het MER op twee onderdelen een essentiële tekortkoming vertoonde.

Ten eerste ontbrak voldoende inzicht in de belangrijkste (eco-)hydrologische knelpunten in de tracés. Onduidelijk was of deze met mitigerende maatregelen ondervangen kunnen worden binnen de in de trajectnota/MER aangegeven kosten voor de alternatieven. De Commissie concludeerde dat de ontbrekende informatie waarschijnlijk geen verandering in de voorkeursvolgorde teweeg kon brengen. Omdat de kosten van extra maatregelen mogelijk hoog zouden zijn, vond de Commissie het van belang dat op hoofdlijnen de informatie bij de standpuntbepaling van de Ministers aanwezig moest zijn. Een meer gedetailleerd onderzoek kon dan plaatsvinden in de fase van de uitwerking van het ontwerp-tracébesluit.

Ten tweede oordeelde de Commissie dat de toegepaste multicriteriamethode nog geen goed overzicht gaf van de sterkste en zwakste punten van elk alternatief als geheel (van Valburg tot de Duitse grens). Deze informatie is voor de oordeels- en besluitvorming van wezenlijk belang. Ondanks de bezwaren die aan de toegepaste methodiek kleefden had de Commissie begrip voor het toepassen van die methode. Zij vroeg als aanvulling daarom niet om alsnog andere evaluatietechnieken toe te passen om aan de methodische bezwaren tegemoet te komen, maar om op heldere wijze nog eens kort de belangrijkste voor- en nadelen van de verschillende alternatieven in beeld te brengen.

De aanvulling op het MER werd door de Commissie op beide onderdelen voldoende bevonden.

Op 24 september 1999 heeft het kabinet de Tweede Kamer medegedeeld af te zien van het nemen van een tracébesluit voor de Noordoostelijke verbinding van de Betuweroute. De redenen van het kabinet zijn de volgende:

- tot 2015 is er naast de hoofdverbinding (de Betuweroute) en bestaande grensovergangen geen extra capaciteit nodig voor grensoverschrijdend vervoer van goederen per spoor.

- aanleg betekent een grote ingreep in het landschap: zo enigszins mogelijk dient dit vermeden te worden;

- de NOV is voor uitsluitend binnenlands vervoer een te grootschalige oplossing in de relatie tot de geprognosticeerde hoeveelheid vervoer tot rond 2015;

- in samenhang met het voorgaande wordt gezien de schaarse middelen geen prioriteit bij de NOV gelegd;

- gezien de voorgaande overwegingen acht het kabinet het niet zinvol het tracébesluit uit te werken, aangezien de werkingsduur van een tracébesluit (na aanpassing van de Tracéwet) tien jaar is.

 

Samenstelling van de laatste werkgroep

prof. dr. ir. Agema

drs. Gert Jan Baaijens

dr. Blokker

ing. Jan Derksen

prof. dr. Engelen

ir. Wim Keijsers

ir. Krabbendam

ir. Meulman

prof. dr. Voogd

voorzitter

drs. Leni van Rijn-Vellekoop

werkgroepsecretaris

drs. Stefan Morel

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Rijkswaterstaat, Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer

Initiatiefnemer

Nederlandse Spoorwegen, Rijkswaterstaat