791. Rondweg Breskens

Het demonstratieproject Naar een duurzaam veilig wegennet in West-Zeeuwsch-Vlaanderen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is onder meer gericht op de aanleg van rondwegen voor snelverkeer bij Breskens, Aardenburg en Sluis. Hiermee wordt beoogd de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in de kernen van deze steden te verbeteren en om in het belang van de verkeersveiligheid bij te dragen aan het beoogde patroon van stroom-, gebiedsontsluitings- en erftoegangswegen. In Breskens staan deze aspecten met name onder druk omdat het gedeelte van de N677 dat door de stadskern loopt, behalve plaatselijk verkeer ook doorgaand verkeer en verkeer van en naar het bedrijventerrein aan de oostzijde van de stad moet verwerken.    

Procedure en adviezen

Richtlijnen
10-06-1996 Datum kennisgeving
10-06-1996 Ter inzage legging van de informatie
28-08-1996 Advies uitgebracht
Toetsing
18-11-1999 Kennisgeving MER
18-11-1999 Ter inzage legging MER
Toetsing a
09-05-2000 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsing a

Opmerkingen bij de advisering

Aangezien deze rondweg en de Rondwegen bij Sluis en Aardenburg1 zowel door de provincie als door de betrokken gemeenten als onderdelen van één project werden behandeld, bracht de Commissie over de richtlijnen voor beide MER'en één geïntegreerd advies uit. 

Hoofdpunten uit dit advies zijn onder andere de relatie tussen aspecten verkeersveiligheid, verkeersafwikkeling, leefbaarheid en inpassing en inrichting bij de formulering van de doelstelling van de projecten. Ook adviseerde de Commissie alleen af te zien van uitwerking van een nul- of nulplusalternatief als zulke opties absoluut niet kunnen bijdragen aan realisering van de doelen. Een zorgvuldige analyse van de verkeerssituatie na realisering van de vaste oeververbinding Westerschelde werd in het advies onder de aandacht gebracht. De Commissie adviseerde bijzondere aandacht te besteden aan de cultuurhistorische betekenis van de gebieden bij Sluis en Aardenburg en de leefgebieden van kenmerkende, zeldzame en bedreigde planten- en diersoorten.

De richtlijnen zijn volledig conform het richtlijnenadvies vastgesteld.

Tijdens de toetsing heeft op 3 februari 2000 een gesprek plaatsgevonden tussen de Commissie, de provincie en de gemeente. Daar heeft de Commissie kenbaar gemaakt dat het MER naar haar oordeel vragen opriep met consequenties voor de besluitvorming. Naar aanleiding hiervan heeft het bevoegde gezag de Commissie verzocht de advisering op te schorten en de initiatiefnemer in de gelegenheid gesteld om deze vragen te beantwoorden. Op 3 april heeft het college van Oostburg de aanvullende informatie aan de Commissie voorgelegd met de vraag de toetsing af te ronden op basis van MER plus Aanvulling.

In het toetsingsadvies concludeerde de Commissie dat MER plus Aanvulling de essentiële in formatie bevatten die nodig is om het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Weliswaar is geen nulplusalternatief – dat de provinciale ecologische hoofdstructuur zou kunnen sparen – uitgewerkt, maar door de aanvulling werd duidelijk dat zo’n alternatief een op substantiële versterking van de leefbaarheid en de verblijfskwaliteit gerichte herstructurering van de kern onmogelijk zou maken. Uitgaande van de noodzaak van zo’n herstructurering was de Commissie van mening dat uitwerking van een nulplusalternatief geen relevante voor de besluitvorming zou hebben opgeleverd.

Ook plaatste de Commissie kanttekeningen bij de milieukundige voorkeursvolgorde zoals die was uitgewerkt. Aangezien deze niet de tracékeuze zouden beïnvloeden ried zij aan om ten behoeve van de nadere detaillering een grondiger afweging te maken en de bescherming van de (provinciale) ecologische hoofdstructuur daarbij te betrekken.

De provincie heeft daarna de verschillende alternatieven verder onder de loep genomen; daaruit bleek dat een combinatie van de tracés 3 en 4 uit het MER de meeste mogelijkheden biedt om nadelige milieueffecten teniet te doen. De provincie drong vervolgens bij de gemeente aan op spoedige besluitvorming. Na vaststelling van het tracé door GS zou de rondweg in afzonderlijke planologische procedures worden vastgelegd.

De gemeenteraad koos in december 2000 voor een combinatietracé tussen 3 en 4 als voorgesteld door de provincie.

1 Zie project 790. 

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Lodewijk van Nieuwenhuijze
ir. Jan Termorshuizen

Voorzitter: ir. Maarten van Dis
Werkgroepsecretaris: Rik Herngreen

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Zeeland

Bevoegd gezag
Oostburg

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Zeeland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
002 Vrijwillige m.e.r.

Bijgewerkt op: 31 aug 2007