811. Regionaal bedrijventerrein Hessenpoort te Zwolle
De gemeente Zwolle merkte in 1993 dat zij niet meer kon voldoen aan de vraag van bedrijven die zich op een snelweglocatie wilden vestigen. Zij wilde zich ook als stedelijk knooppunt profileren met een gevarieerd en gedifferentieerd aanbod van bedrijventerreinen. Naar aanleiding hiervan heeft ze een haalbaarheidsstudie laten verrichten naar de ontwikkeling van een grootschalig bedrijventerrein langs de A28. Het eindrapport daarover kwam in november 1993 gereed. De provincie Overijssel onderschreef in het Streekplan West-Overijssel (december 1993) deze overwegingen en oordeelde dat, gegeven de ruimtelijke structuur, een nieuwe C-locatie zou kunnen worden gesitueerd langs de A28 ten noorden van de Vecht in de nabijheid van de zandwinning Haerst en/of de afvalverwerkingslocatie De Marsen1. In de nota Ruimte voor Economische Activiteiten van de gemeente (1994) wordt het idee van de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein in dit gebied verder uitgewerkt. Sedertdien is gebleken dat op regionaal niveau vooral voor zeer milieuhinderlijke bedrijven aanvullende locaties geschapen zouden kunnen worden. In de planvorming nam de omvang van het bedrijventerrein daarbij toe ten opzichte van de oorspronkelijke ca 40 ha, die was gebaseerd op de Zwolse lokale behoefte. De gemeenteraad sprak zich op 18 december 1995 uit voor een bedrijventerrein van ca. 120 ha, te ontwikkelen ten noordoosten van de bebouwde kom in het gebied, dat is gelegen ten noorden van de Vecht tussen de A28 en de spoorlijn richting Meppel en ten zuiden van de gemeentegrens. In 1996 is gestart met de opstelling van een gemeentelijk structuurplan. De gemeente Zwolle wil de m.e.r.-procedure voor de ontwikkeling van een zogeheten C-lo ca tie2 van bruto ongeveer 150 hectare in het gebied tussen de A28, de Vecht en de noordelijke gemeentegrens, Hessenpoort, koppelen aan de vaststelling van een bestemmingsplan. 1 Dit is eerder aangewezen voor afvalverwerking (m.e.r.-project 153). 2 Categorie C: arbeidsextensieve bedrijvigheid waar bij de ontsluiting door middel van wegver bin dingen kan plaats vin den.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
15-05-1996 Datum kennisgeving |
15-05-1996 Ter inzage legging van de informatie |
02-09-1996 Advies uitgebracht |
Advies voor richtlijnen |
Toetsing |
26-11-1997 Kennisgeving MER |
26-11-1997 Ter inzage legging MER |
28-01-1998 Toetsingsadvies uitgebracht |
Toetsingsadvies |
Opmerkingen bij de advisering
Binnen het ‘zoekgebied’ hebben enkele gebiedsdelen een bijzondere status: het Vechtdalgebied, het deelgebied De Marsen, het gebied dat al eerder tot bedrijventerrein A28 was bestempeld, de zandwinput Haerst, de stroken onder de hoogspanningsleidingen, de eventuele reservering voor de aansluiting van de A351.
In het richtlijnenadvies vraagt de Commissie de nadruk te leggen op een goede motivering (achteraf) van de locatiekeuze; op een heldere motivering van de koppeling van m.e.r. aan het bestemmingsplan; op het duidelijk aangeven van de consequenties van de bijzondere status van de gebiedsdelen; op het verschaffen van inzicht in het type bedrijvigheid dat zich zou kunnen vestigen in de Hessenpoort.
De richtlijnen zijn conform het advies vastgesteld.
Op 16 december 1996 werd het structuurplan Zwolle vastgesteld. Hierin is Hessenpoort als een van de zeven strategische projecten geformuleerd. Uitgegaan wordt van circa 40 ha bruto oppervlak, voornamelijk voor ruimte-extensieve en milieuhinderlijke bedrijvigheid, in aansluiting op het grootschalig transformatorstation. Het structuurplan meldt dat na overleg met de regio IJssel/Vecht en de provincie Overijssel in 1995 is besloten nader onderzoek naar de mogelijkheden van verdere ontwikkeling tot een regionaal bedrijventerrein.
Op 5 december 1997 maakten B&W van Zwolle bekend, dat zij de dag daarvoor de gemeenteraad hadden voorgesteld de Wet voorkeursrecht gemeenten toe te passen op de gronden binnen Hessenpoort.
In het MER is een getrapte aanpak gevolgd; eerst zijn oplossingen voor afbakening van het terrein (modellen) vergeleken; vervolgens zijn oplossingen voor de inrichting en vormgeving vergeleken. De belangrijkste verschillen tussen meest milieuvriendelijk model (mmm) en voorkeursmodel zijn:
● de afstand tot het milieubeschermingsgebied Tolhuislanden in het noorden;
● het mmm omvat verlegging van de Hessenweg in het zuiden.
De belangrijkste verschillen tussen meest milieuvriendelijke inrichting (mmi) en voorkeursinrichting betreffen:
● afwijkende ontsluiting, samenhangend met de verschillen in model;
● fasering; deze is bij de mmi concentrisch en bij de voorkeursinrichting radiaal;
● zekerheid over aanleg van bospercelen in het buffergebied. In de voorkeursinrichting wordt dit open gelaten vanwege de onzekerheid over de tracering van rijksweg 35.
In het toetsingsadvies plaatste de Commissie kritische kanttekeningen bij de gevolgde methode om tot nadere locatieafbakeningsalternatieven (= modellen) en inrichtingsvarianten te komen. Zij vond zo’n aanpak van grof naar fijn goed bruikbaar in complexe situaties, maar onnodig complicerend in dit geval.
Tijdens de toetsing heeft de Commissie ook enkele onduidelijkheden met de gemeente Zwolle doorgesproken. Toen pas werd duidelijk waarom de m.e.r.-plicht was gekoppeld aan de vaststelling van het bestemmingsplan. Ook bleek dat het MER een aantal uitgangspunten als absolute randvoorwaarden heeft beschouwd, en dat dáárom het MER niet in op de vraag is ingegaan of er milieuvriendelijker oplossingen bereikt hadden kunnen worden, als de eigen uitgangspunten iets zouden zijn versoepeld. Evenmin gaat het MER in op de vraag wat de consequenties zijn van een eventuele wijziging van de omstandigheden door anderen. De Commissie is tot het oordeel gekomen, dat binnen deze randvoorwaarden de essentiële informatie ten behoeve van de besluitvorming aanwezig is. Als er significante veranderingen optreden in de uitgangspunten, dan zal er haars inziens aanvullende informatie beschikbaar moeten komen.
In het bestemmingsplan is voor het voorkeursalternatief (voorkeursmodel = voorkeursafbakening gebied, en voorkeursinrichting) gekozen.
Half augustus 1998 werd bekend, dat Hessenpoort naar alle waarschijnlijkheid een energiebesparend watersysteem zou krijgen: een gescheiden industriewatersysteem dat voor koeling, opwarming en als proceswater gebruikt zou kunnen worden. Op deze manier zou 60 tot 80% aan energie bespaard kunnen worden en zou de emissie van CO2 met 4 tot 22 miljoen ton worden verminderd.
Op 11 december 1998 werd het verzoek om schorsing en voorlopige voorziening tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan Hessenpoort van Zwolle ingetrokken. Daarmee is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
In het licht van de ontwikkeling van Hessenpoort, maar ook de aanleg van de noordelijke rondweg bij Ommen2 en de capaciteitsverruiming op de A28 is in 2001 een procedure gestart voor herinrichting van de provinciale weg N340 (Zwolle − Ommen)3.
Bovendien kwam men in 2001 tot het inzicht dat Hessenpoort sneller vol zou zijn dan in de aanvankelijke plannen was verwacht. Op grond daarvan werden ideeën geopperd voor een Hessenpoort-2, waarvoor een aparte m.e.r. zou worden gestart.
1 Voor de aansluiting van de A35 bij Zwolle is nog geen definitief besluit genomen (m.e.r.-project 127).
2 Zie project 748.
3 Zie project 1173.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
dr. Erik van Capelleveen |
ing. Dick Hamhuis |
dr. Ed Nozeman |
ir. Rob van Tilburg |
Voorzitter: ir. Peter van Duursen
Werkgroepsecretaris: drs. Michiel Odijk
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Zwolle |
Bevoegd gezag |
---|
Zwolle |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Overijssel
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C11.2 | tot 1-4-2011: Aanleg bedrijventerrein >= 150ha |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007