ECLI:EU:C:2018:640

Betreft Bovengrondse hoogspanningslijn Oostenrijk
Datum uitspraak 07-08-2018
Rechtsprekende instantie  Europese Hof van Justitie
Proceduresoort Prejudiciƫle beslissing
Trefwoorden ontbossing, hoogspanningsleidingen, M.e.r.-richtlijn, Oostenrijk
Bronnen vindplaats Zaaknummer C-329/17

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Het maken van een doorgang door het bos voor een bovengrondse hoogspanningslijn, valt onder het begrip ‘ontbossing met het oog op omschakeling naar ander bodemgebruik’ volgens de M.e.r.-richtlijn (bijlage II, 1d). 
  • Voor de vraag of een m.e.r. moet worden uitgevoerd is niet relevant dat met een project ook positieve milieugevolgen worden nagestreefd.

Casus

Op 29 maart 2016 heeft de beheerder van het elektriciteitsnetwerk in Oostenrijk de regering van de deelstaat gevraagd of een m.e.r. moet worden uitgevoerd voor de aanleg van een bovengrondse hoogspanningslijn. 
Op 14 juni 2016 heeft de regering besloten dat dat niet nodig is. De nationale rechter heeft geconstateerd dat het project bestaat uit een hoogspanningslijn met een lengte van 23,5 km, de bouw van een nieuw elektriciteitsstation en de uitbreiding van een bestaand elektriciteitsstation. Over de kap van bomen heeft de nationale rechter onder andere geoordeeld dat 17,82 ha bos gekapt moet worden in het gebied onder de hoogspanningslijn voor het maken van een doorgang in het bos. Het laatste is volgens de nationale rechter geen ‘ontginning’ in de zin van punt 1, onder d, van bijlage II van de M.e.r.-richtlijn. Naar zijn oordeel gaat het bij ‘ontginning’ om de omschakeling naar een ander bodemgebruik en daarmee transformatie van de bosbodem. In dit geval blijft het rooigebied onder normaal bosbeheer vallen. Het blijft namelijk mogelijk bomen te kappen, af te voeren en te herplanten. 


 

Prejudiciële vraag 
Is het maken van een doorgang door het bos met het oog op de aanleg en exploitatie van een energieleiding, voor de duur van de rechtmatige aanwezigheid van die leiding, aan te merken als ‘ontbossing met het oog op omschakeling naar een ander bodemgebruik’ in de zin van punt 1, onder d, van Bijlage II bij de M.e.r.-richtlijn?


 

Overwegingen van het Hof 
Het Hof overweegt dat de begrippen in de bijlage bij de M.e.r.-richtlijn autonoom moeten worden uitgelegd (zie HvJ EU 25 juli 2008, Ecologistas en Acción-CODA, C-142/07, EU:C:2008:445, punt 29). Bovendien moet rekening gehouden worden met de context en de doelstellingen van de regeling. Een doorgang door het bos met het oog op de aanleg en exploitatie van een hoogspanningsleiding, leidt tot ander bodemgebruik. Het valt daarom onder punt 1, onder d), van bijlage II bij de M.e.r.-richtlijn. Deze uitleg is ook in overeenstemming met het doel van de richtlijn. Het Hof heeft herhaaldelijk uitgesproken dat de M.e.r.-richtlijn een ruime werkingssfeer en een zeer breed doel heeft (HvJ EU 24 oktober 1996, Kraaijeveld e.a., C-72/95, EU:C:1996:404, punt 31 en 28 februari 2008, Abraham e.a., C-2/07, EU:C:2008:133, punt 32).

Het zou in strijd zijn met het doel van de richtlijn om het maken van doorgangen door het bos uit te sluiten, als deze werkzaamheden niet uitdrukkelijk zijn opgenomen in de bijlage. Dat het behoud van het bos wordt nagestreefd door de Oostenrijkse regering is niet relevant omdat het nastreven van gunstige milieueffecten los staat van de vraag of een m.e.r. moet worden doorlopen (zie HvJEU 25 juli 2008, Ecologistas en Acción-CODA, C-142/07, EU:C:2008:445, punt 41). Ook doet het vervangen van de gekapte bomen door andere bosgewassen niet af aan het feit dat sprake is van ander bodemgebruik. De bodem krijgt dan immers in plaats van bos een andere functie, namelijk ondersteuning van transport van elektrische energie.


 

Beantwoording prejudiciële vraag 
Het Hof beantwoordt de vraag bevestigend.