ECLI:EU:C:2024:902
Betreft | Umweltforum Osnabrücker Land eV vs. Landkreis Onsnabrück |
---|---|
Datum uitspraak | 17-10-2024 |
Rechtsprekende instantie | Europese Hof van Justitie |
Proceduresoort | Prejudiciële beslissing |
Trefwoorden | Natura 2000-gebieden, Duitsland |
Bronnen vindplaats | ECLI:EU:C:2024:902 |
Conclusies voor de mer praktijk
- Er is geen plan-MER vereist voor een aanwijzingsbesluit voor een Natura 2000-gebied waarin staat welke menselijke activiteiten in dat gebied verboden zijn en welke daarvan worden uitgezonderd, als dat besluit als geheel gericht is op de bescherming van het Natura 2000-gebied.
Casus
Op 30 september 2019 heeft het district Osnabrück (Duitsland) een beschermd landschap ‘Beken in Artland’ aangewezen als essentieel onderdeel van het Natura 2000-gebied met dezelfde naam. Dit aanwijzingsbesluit bevat, naast de aanwijzing als beschermd gebied, verbodsbepalingen voor activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor het Natura 2000-gebied. Als uitzondering op die verbodsbepalingen bepaalt het aanwijzingsbesluit ook dat bepaalde activiteiten onder voorwaarden toegestaan zijn. Dergelijke uitzonderingen gelden voor vormen van wateronderhoud, visserij, agrarisch gebruik en bosbouwbeheer die geen schade veroorzaken voor de beschermde habitats in het gebied.
Tijdens de procedure tot vaststelling van het besluit heeft het district Osnabrück inspraak van het publiek mogelijk gemaakt. Het district Osnabrück heeft geen plan-milieueffectrapport (plan-MER) gemaakt en heeft ook niet onderzocht of een plan-MER noodzakelijk was.
Umweltforum Osnabrücker Land, een milieuorganisatie uit Osnabrück, stelt dat dit in strijd is met de Europese SMB-richtlijn over plan-mer. Daarin staat dat een plan-MER onder andere verplicht is als voor het plan of programma een pasende beoordeling in het kader van de Natuar 2000-wetgeving (red.: art. 6 lid 3 habitatrichtlijn, art. 16.53c Omgevingswet) vereist is. Een passende beoordeling is vereist voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo’n gebied.
Umwelforum Osnabrücker Land heeft beroep ingesteld bij de hoogste bestuursrechter van de deelstaat Nedersaksen en stelt dat een passende beoordeling en dus plan-MER verplicht is. De rechter heeft vervolgens prejudiciële vragen gesteld aan het Hof.
Prejudiciële vragen
De prejudiciële vragen komen erop neer of dit aanwijzingsbesluit voor een Natura 2000-gebied een ‘plan of programma’ in de zin van artikel 2, onder a, van de SMB-richtlijn is, waarvoor een plan-MER vereist is, omdat er een passende beoordeling voor vereist zou zijn. Om dat laatste bepalen stelt de verwijzende rechter de volgende vragen (verkort weergegeven):
- Moet ervan worden uitgegaan dat alle bepalingen in een aanwijzingsbesluit uitgezonderd zijn van de plicht tot het opstellen van een passende beoordeling, ongeacht de inhoud ervan, of moet hiervoor, afhankelijk van de inhoud van die bepalingen, een beoordeling per bepaling worden uitgevoerd?
- Als een beoordeling per bepaling moet worden uitgevoerd, is voor een bepaling in een aanwijzingsbesluit dan een passende beoordeling vereist als deze bepaling concrete criteria en voorwaarden bevat op basis waarvan activiteiten in het gebied zijn uitgezonderd van bepaalde verboden en eisen, en deze activiteiten niet direct bedoeld zijn om de instandhoudingsdoelstellingen te halen maar om beheer en onderhoud van andere doelen te realiseren?
Behandeling van de prejudiciële vragen
Het Hof beantwoordt beide vragen samen.
Het Hof heeft eerder al geoordeeld dat een handeling waarbij een lidstaat een Natura 2000-gebied aanwijst van nature direct verband houdt met of van nature noodzakelijk is voor het beheer van het gebied (HvJ EU 12 juni 2019, CFE, C-43/18, EU:C:2019:483, punt 49). Dit moet per bepaling in het besluit worden bepaald, omdat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat deze handeling ook bepalingen bevat die geen verband houden met het beheer van het gebied of daar niet voor noodzakelijk zijn.
Het aanwijzingsbesluit lijkt in deze casus geheel gericht te zijn op de bescherming van het Natura 2000-gebied. Een besluit waarin menselijke handelingen in een gebied worden beperkt ten opzichte van wat daarvoor was toegestaan, vormt een ‘instandhoudingsmaatregel’ (red.: art. 6 lid 1 habitatrichtlijn, art. 3.59 Besluit kwaliteit leefomgeving). Voor zo’n rechtsregeling is geen passende beoordeling nodig omdat die direct met het beheer van het gebied verband houdt of daarvoor nodig is. Het hier bestreden besluit bevat verbodsbepalingen, en somt handelingen op die niet onder deze verbodsbepalingen vallen. De verwijzende rechter beschouwt deze uitzonderingen als toestemmingen voor bestaande activiteiten in het gebied, die worden verleend vanwege de rechtszekerheid. Dit neemt volgens het Hof echter niet weg dat de uitzonderingen deel uitmaken van bepalingen die, over het geheel genomen, noodzakelijk zijn voor de bescherming van het Natura 2000-gebied. Dit lijkt ook te volgen uit een ander onderdeel van het besluit, waarin staat dat ook de verbodsbepalingen en uitzonderingen erop gericht zijn de gunstige staat van instandhouding van het gebied te behouden.
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Er is geen plan-MER vereist voor een aanwijzingsbesluit voor een Natura 2000-gebied waarin staat welke menselijke activiteiten in dat gebied verboden zijn en welke daarvan worden uitgezonderd, als dat besluit als geheel gericht is op de bescherming van het Natura 2000-gebied.