ECLI:NL:RBGEL:2019:1491
Betreft | Omgevingsvergunning afval op- en overslag |
---|---|
Datum uitspraak | 05-04-2019 |
Rechtsprekende instantie | Rechtbank |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | afval, afvalverwijdering, Massafra |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer AWB_18/1520 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Ook het op- en overslaan van afval valt onder het begrip ‘afvalverwijdering’ zoals bedoeld in categorie D18.1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
Casus
Op 30 januari 2018 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van een bestaande inrichting waar afvalstoffen worden op- en overgeslagen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, c, e en i, en artikel 2.2, eerste lid, onder k, Wabo).
Eisers betogen dat sprake is van een (informele) m.e.r-beoordelingsplicht omdat de vergunde activiteit onder categorie D18.1 van het Besluit milieueffectrapportage valt. Volgens hen dient afvalverwijdering op grond van het Massafra-arrest (arrest van het Hof van Justitie (HvJ) van 23 november 2006, ECLI:EU:C:2006:732) in ruime zin te worden opgevat, namelijk dat het alle handelingen omvat die leiden tot hetzij verwijdering van afvalstoffen in de strikte zin van het woord, hetzij tot nuttige toepassing daarvan.
Omdat bij de aanvraag geen m.e.r-beoordelingsbesluit was gevoegd, had de aanvraag op grond van artikel 7:28 van de Wet milieubeheer buiten behandeling moeten blijven, aldus de eisers.
Overwegingen van de bestuursrechter
Volgens de bijlage bij het Besluit m.e.r. is sprake van een m.e.r-beoordelingsplicht bij de wijziging of uitbreiding van een installatie voor afvalverwijdering met een capaciteit van 50 ton of meer (categorie D18.1). Niet in geschil is dat binnen de inrichting handelingen met afvalstoffen worden uitgevoerd, en dat de capaciteit meer dan 50 ton per dag bedraagt. Voor de vraag of ook sprake is van “afvalverwijdering” dient - zoals eisers terecht hebben aangegeven - aansluiting te worden gezocht bij het Massafra-arrest. In dit arrest zegt het HvJ in overweging 44 het volgende:
“Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat het begrip verwijdering van afvalstoffen in de zin van richtlijn 85/337 een autonoom begrip is dat een betekenis moet krijgen die volledig beantwoordt aan het met die richtlijn nagestreefde doel, dat in punt 36 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht. Derhalve dient dit begrip, dat niet gelijkstaat met dat van afvalverwijdering in de zin van richtlijn 75/442, in ruime zin aldus te worden opgevat dat het alle handelingen omvat die leiden tot hetzij verwijdering van afvalstoffen in de strikte zin van het woord, hetzij tot de nuttige toepassing daarvan.”
De voorliggende omgevingsvergunning heeft betrekking op een inrichting waar afvalstoffen worden op- en overgeslagen en waar sortering van huishoudelijk- en bedrijfsafval, grofvuil, metalen, bouw- en sloopafval, grond en stenen plaatsvindt. Ook worden A-, B- en C-hout en metalen verkleind (‘crushen’) voorafgaand aan het inladen van containers.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ruime uitleg die het HvJ geeft aan het begrip “afvalverwijdering” de hiervoor weergegeven handelingen zijn aan te merken als handelingen die leiden tot de verwijdering van afvalstoffen, ook al vindt de verwijdering niet binnen de inrichting zelf plaats. Omdat ook voor het overige voldaan wordt aan de voorwaarden van categorie D18.1 is er naar het oordeel van de rechtbank een m.e.r-beoordelingsplicht.
Uitspraak
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de omgevingsvergunning.