ECLI:NL:RBMNE:2017:2871

Betreft Windturbines Neeltje Jans
Datum uitspraak 14-06-2017
Rechtsprekende instantie  Rechtbank
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig/civiel recht
Trefwoorden windturbines, externe veiligheid, geluid, Natura 2000-gebieden, recreatievoorzieningen, slagschaduw, Neeltje Jans
Bronnen vindplaats

Zaaknummer C/16/404964/HA ZA 15-953

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Milieuaspecten die in een milieueffectrapport zijn onderzocht en waarover het beroep ongegrond is verklaard of beroep had kunnen worden ingediend, kunnen niet meer in een civiele procedure ter discussie worden gesteld.

  • Het gebruikmaken van de mogelijkheden van een onherroepelijk bestemmingsplan of een omgevingsvergunning, is in beginsel rechtmatig.

  • Als het milieueffectrapport gedetailleerd genoeg is, is aansprakelijkheid vanwege onrechtmatige hinder niet aan de orde.

Casus

Nadat het bestemmingsplan en de benodigde vergunningen voor de bouw van negen windturbines op de dammen van de Bouwdokken Neeltje Jans in juni 2014 onherroepelijk waren geworden, heeft Windpark OSK (hierna: vergunninghouder) de eigenaar van de grond (de Staat) gevraagd om privaatrechtelijke toestemming om de windturbines te realiseren. De Staat heeft aangegeven dat deze toestemming alleen verleend wordt als voldoende rekening wordt gehouden met de belangen van de andere gebruikers van het voormalig werkeiland Neeltje Jans in de Oosterschelde. Een van de andere gebruikers is de exploitant van het themapark ‘Delta Park Neeltje Jans’ (hierna: DPNJ). Neeltje Jans is aangewezen als Natura 2000-gebied.

Bij brief van 1 december 2014 heeft DPNJ aan vergunninghouder gevraagd om de windturbines nabij het themapark niet te realiseren en gevraagd om te overleggen over het aanpassen van het plan. Bij brief van 5 december 2014 heeft vergunninghouder laten weten dat niet te willen. Bij brief van 3 februari 2015 heeft DPNJ zijn standpunt herhaald en aangegeven dat het park zich zal blijven verzetten tegen de realisatie van de windturbines.

Bij brief van 28 juli 2015 heeft DPNJ aan vergunninghouder gevraagd wanneer gestart wordt met de bouw en hoe de turbines precies gerealiseerd worden. DPNJ wijst in dat verband op de toezegging in de eerdere bestuursrechtelijke procedure dat de windturbines een automatische stilstandvoorziening zullen hebben om slagschaduw te voorkomen. Ook zouden ze automatisch uitschakelen bij ijsafzetting op de rotorbladen en wegdraaien zodat ze niet naar het themapark gedraaid zijn. Zelfs met dergelijke voorzieningen meent DPNJ dat de windturbines bij het in werking zijn hinder veroorzaken door rumoer en slagschaduw en een gevoel van onveiligheid bezorgen aan medewerkers en bezoekers van het themapark. DPNJ vreest minder bezoekers en gevaar voor ongevallen door bijvoorbeeld ijsvorming op de windturbines, dode vogels of blikseminslag.

Om die reden verzoekt het park vergunninghouder schriftelijk te bevestigen dat windturbines 8 en 9 niet in bedrijf zullen zijn gedurende de openingstijden van het park.

Vergunninghouder stelt zich op het standpunt dat de windturbines voldoen aan alle wettelijke eisen en dat alle vergunningen daarom verleend zijn. Daarnaast zijn vele besprekingen gevoerd met DPNJ. Vergunninghouder is bereid opnieuw in gesprek te gaan om hinder zoveel mogelijk te beperken, op voorwaarde dat DPNJ schriftelijk bevestigt alle besluiten en de uitkomst van de bestuursrechtelijke procedures te respecteren.
DPNJ heeft vervolgens een vordering bij de rechtbank ingediend om primair:

  • vergunninghouder te verbieden om windturbine 8 en 9 te bouwen en te exploiteren

en subsidiair

  • vergunninghouder te verbieden om windturbine 8 en 9 gedurende de openingstijden van het themapark in werking te hebben.

DPNJ meent dat bouw en exploitatie van de windturbines onrechtmatig is vanwege hinder, gevaar, het belemmeren van de bedrijfsvoering en het beperken van uitbreidingsmogelijkheden. En naast alle bestuursrechtelijke toestemmingen zijn er ook privaatrechtelijke verplichtingen waar vergunninghouder zich aan moet houden.

Vergunninghouder voert aan dat de belangen van DPNJ al in de bestuursrechtelijke procedure zijn meegewogen. Aan de besluiten ligt een uitgebreide motivering en een milieueffectrapport ten grondslag. Het gebruikmaken van de vergunningen is volgens vergunninghouder daarom rechtmatig. Bovendien blijkt uit alle onderzoeken, rapporten en rechterlijke oordelen dat geen sprake is van onrechtmatige hinder of gevaarzetting. Ook worden windturbines 8 en 9 en de rotorbladen niet op of boven gronden van DPNJ geplaatst.

Overwegingen van de civiele rechter
De rechtbank overweegt dat zowel het bestemmingsplan als de vergunningen in principe voor rechtmatig moeten worden gehouden. De belangen van derden (zoals DPNJ) worden in de bestuursrechtelijke procedure meegewogen. Als die belangen, om welke reden dan ook, daar niet aan de orde zijn geweest maar daar wel thuishoorden, kunnen ze niet meer in de civiele procedure ter discussie worden gesteld. In beginsel kan de vergunninghouder uitgaan van de rechtmatigheid van de besluiten. Toch kan vergunninghouder nog aansprakelijk worden gesteld, als het gebruikmaken van de vergunning leidt tot schade bij anderen. Bij die aansprakelijkheid speelt mee hoe gedetailleerd het bestemmingsplan is en de omvang van de onderzoeken daarbij.

In dit geval zijn aspecten als geluidhinder, slagschaduw, veiligheid en ijsafzetting in onder meer het milieueffectrapport onderzocht. De Afdeling heeft het beroep over die onderwerpen ongegrond verklaard. De beroepsgronden van DPNJ over afnemende bezoekersaantallen door afnemende sfeerbeleving en gevoelens van onveiligheid zijn ook door de Afdeling ongegrond verklaard. Het onderzoek in het kader van het bestemmingsplan heeft zich dus toegespitst op alle aspecten die door DPNJ zijn aangevoerd. Het gebruikmaken van de mogelijkheden van het bestemmingsplan is daarom op zich rechtmatig. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank anders zijn als de precieze locatie en uitvoering tot een andere conclusie leidt. Ook kan een (dreigende) overtreding van voorschriften uit de vergunning of van algemene regels onrechtmatig zijn. De rechtbank overweegt daarom de beroepsgronden nader.

In het geluidrapport voor het bestemmingsplan staat dat het geluid wegvalt tegen het bestaande omgevingsgeluid, dat bestaat uit onder meer wegverkeerslawaai, stemgeluid van bezoekers van het park, geluid van attracties en van zeewater in de Oosterscheldekering. Door DPNJ is geen eigen onderzoek naar geluid gedaan. De rechtbank weegt ook mee dat vergunninghouder vrijwillig voor een geluidarme turbine heeft gekozen. Slagschaduw is in het milieueffectrapport onderzocht en daaruit is gebleken dat vooral kassamedewerkers bij de entree hiervan hinder ondervinden. De windturbines worden voorzien van een slagschaduwsensor en een stilstandvoorziening.

Aspecten van externe veiligheid zijn ook in het milieueffectrapport aan de orde geweest en DPNJ had in de bestuursrechtelijke procedure gronden daarover kunnen aanvoeren. Deze kunnen niet alsnog in de civielrechtelijke procedure behandeld worden. Vallend ijs is ook onderzocht. De windturbines worden voorzien van een ijsdetectiesysteem en besturingsmechanisme dat in dat geval de rotorbladen wegdraait van het park.

De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een onrechtmatige daad jegens DPNJ.

Uitspraak
De rechtbank wijst de vorderingen af.