ECLI:NL:RBOBR:2021:988

Betreft Geitenhouderij in Herpen
Datum uitspraak 04-03-2021
Rechtsprekende instantie  Rechtbank
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden intensieve veehouderij, geitenhouderij, gezondheid, mer-beoordeling, Oss, buiten behandeling laten, zorgvuldigheidsbeginsel
Bronnen vindplaats Zaaknummer 20/1305 en 20/1306

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Het bevoegd gezag moet het zorgvuldigheidsbeginsel betrekken bij de beslissing of het een aanvraag buiten behandeling laat vanwege het ontbreken van een m.e.r.-beoordelingsbesluit (artikel 7.28 Wet milieubeheer).
  • Het bevoegd gezag mag het advies van de GGD en/of een algemeen landelijk rapport over verhoogde risico’s voor de volksgezondheid meewegen in zijn besluit dat een milieueffectrapport nodig is, als daarin aanknopingspunten zijn met de specifieke aanmeldnotitie. Dat is ook het geval als wordt voldaan aan wet- en regelgeving en de beste beschikbare technieken worden toegepast.
  • In een milieueffectrapport kan dan onderzocht worden welke maatregelen getroffen kunnen worden om risico’s voor de volksgezondheid te beperken.

Casus

Op 9 december 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss een aanvraag ontvangen voor een omgevingsvergunning voor het veranderen van een geitenhouderij. De aanvraag omvat de uitbreiding van de inrichting met een stal voor 339 vrouwelijk jongvee, 200 opfokgeiten van 0 tot 60 dagen en 1.500 melkgeitenplaatsen. Op 4 april en op 17 juli 2017 heeft het college om nadere gegevens gevraagd. Die nadere gegevens heeft de aanvrager verstrekt. Het college heeft de aanvraag op 29 november 2017 vervolgens buiten behandeling gelaten omdat het nog geen m.e.r.-beoordelingsbesluit had genomen. Dat besluit kon het college ook nog niet nemen omdat de aanvrager nog geen aanmeldnotitie voor een m.e.r.-beoordeling had ingediend. Daarna heeft de eigenaar van de geitenhouderij alsnog een aanmeldnotitie voor een m.e.r.-beoordeling ingediend. Daarop heeft het college besloten dat de geitenhouder een milieueffectrapport moet maken, om te kijken of er belangrijke risico’s optreden voor de volksgezondheid. Dit baseert het college onder andere op een advies van de GGD.
Eisers klagen dat het buiten behandeling laten van de aanvraag uit de lucht kwam vallen. Het college heeft volgens eisers erkend dat de aanvraag volledig was, en daar mochten zij op vertrouwen. Verder heeft het college hen nooit gevraagd een m.e.r.-beoordelingsbesluit te overleggen. Eisers zijn het ook niet eens met het uiteindelijke besluit dat een milieueffectrapport gemaakt moet worden. Onder andere betogen eisers dat de GGD niet heeft geadviseerd om een milieueffectrapport op te stellen. Ook menen zij dat er onvoldoende gekeken is naar de specifieke omstandigheden die een rol spelen bij de verspreiding van endotoxinen, zoals ventilatie, het plaatsen van een luchtwasser, afstanden, emissies van fijn stof en dergelijke. Een verwijzing naar een algemeen rapport over het verband tussen longontstekingen en geitenhouderijen is volgens hen onvoldoende onderbouwing om een milieueffectrapport te vragen. Een milieueffectrapport zou verder geen toegevoegde waarde hebben. Het is bovendien niet aan eisers om inzicht te verschaffen in het verband tussen longontstekingen en geitenhouderijen.

Overwegingen van de bestuursrechter
Vertrouwensbeginsel en overgangsrecht
De rechtbank oordeelt dat eisers niet mochten veronderstellen dat het college een m.e.r.-beoordelingsbesluit overbodig vond. Het college heeft zich hier nooit over uitgelaten, en eisers werden op dat moment bijgestaan door deskundigen. In de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. werd weliswaar pas na de aanvraag de verplichting opgenomen dat een aanmeldnotitie ingediend moest worden. Omdat er echter geen overgangsrecht van toepassing was, mocht het college deze wijzigingen in de wet toch toepassen.

Dwingende formulering art. 7.28 Wm
In artikel 7.28, eerste lid, van de Wet milieubeheer staat dat het bevoegd gezag een aanvraag buiten behandeling moet laten als er geen m.e.r.-beoordelingsbesluit ligt. Artikel 4:5, eerste lid, van de Awb is minder dwingend geformuleerd. Daarin staat dat het bevoegd gezag een aanvraag buiten behandeling mag laten als de aanvraag onvolledig is. In dit geval is:

  • lopende de aanvraag in de wet opgenomen dat een m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de aanvraag moet worden ingediend,
  • er geen overgangsrecht,
  • er geen harde beslistermijn, en
  • de betreffende wetswijziging inmiddels alweer teruggedraaid.
In het licht van die omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het college eisers had moeten wijzen op het ontbreken van een m.e.r.-beoordelingsbesluit. Ook had het hen een termijn moeten bieden om een aanmeldnotitie in te dienen. Vervolgens had het zelf na indiening van die notitie een m.e.r.-beoordelingsbesluit moeten nemen. Het college had hiervoor aan eisers de tijd kunnen geven, omdat er geen harde termijn liep. Het besluit om buiten behandeling te laten is daarom onzorgvuldig genomen.

Het besluit om een milieueffectrapport te verlangen
De rechtbank overweegt dat het aan het college is om te besluiten of een milieueffectrapport nodig is, en niet de GGD. Het advies van de GGD mag wel meewegen in het besluit om een milieueffectrapport te verlangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in dit geval terecht aanknopingspunten gevonden in het advies, zoals de afstand van de geitenhouderij tot woningen van anderen, de hoge geurbelasting en de verspreiding van endotoxinen en micro-organismen. Ook mocht het college meewegen dat er volgens het rapport een algemene relatie is tussen longontstekingen en endotoxinen. De rechtbank vindt het, onder verwijzing naar zijn uitspraak van 11 mei 2020, niet noodzakelijk dat een milieueffectrapport deze relatie verder onderzoekt. Wel kan het milieueffectrapport onderzoeken welke maatregelen kunnen worden getroffen om risico’s te beperken. Ondanks dat wordt voldaan aan de Wet geurhinder en veehouderij en dat de beste beschikbare technieken worden toegepast, mag het college een milieueffectrapport verlangen als er aanwijzingen zijn dat er een verhoogd risico is voor de volksgezondheid. In het milieueffectrapport kan onderzocht worden of vergunningverlening niet tot onacceptabele risico’s zal leiden.

Uitspraak
De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand.