ECLI:NL:RVS:2002:AE8789
Betreft | Luchtvaartterrein Schiphol |
---|---|
Datum uitspraak | 16-10-2002 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Kort geding |
Trefwoorden | luchtvaartterreinen, Schiphol, geluidszones |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200103329/1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Het MER inzake het aanwijzingsbesluit voor Schiphol biedt voldoende informatie over de gewijzigde geluidszones en de alternatieven hiervoor.
Casus
In een aanwijzingsbesluit (A-besluit) op grond van de Luchtvaartwet zijn geluidszones rondom Schiphol vastgelegd en wordt intensivering van het vierbanenstelsel en de aanleg en het gebruik van een vijfde baan mogelijk gemaakt. Op de ingediende bezwaren tegen dit aanwijzingsbesluit is beslist. Tegen deze beslissing op bezwaar zijn de bezwaarmakers in beroep gegaan. Enkele beroepsgronden zijn gegrond verklaard, waardoor het besluit moest worden vernietigd. In de tussentijd is door de exploitant van Schiphol gevraagd de in het A-besluit opgenomen geluidszones te wijzigen. Dit is gebeurd in het zogenaamde W-besluit.
In beroep is aangevoerd dat het MER niet ten grondslag kan worden gelegd aan het W-besluit. In strijd met de Wet milieubeheer heeft geen volledige m.e.r.-procedure plaatsgevonden. De in het W-besluit opgenomen wijziging van de LAeq-geluidszone van de nachtelijke geluidhinder is niet voldoende verdisconteerd. Ook zijn in het MER geen andere haalbare alternatieven beschouwd dan het alternatief dat in het W-besluit is opgenomen.
Overwegingen van de bestuursrechter
Ten behoeve van het W-besluit is het MER “Wijziging geluidszones vierbanenstelsel (S4S2)” opgesteld. In de startnotitie en in de richtlijnen is ingegaan op de wijziging van de LAeq-geluidszone. In het MER zijn vervolgens voor de verschillende alternatieven de LAeq-contouren berekend. De Afdeling bestuursrechtspraak is het dan ook eens met het standpunt van de verweerder op het beroep dat de wijziging van de LA-eq geluidszone in de startnotitie, de richtlijnen en het MER is meegenomen. Hierbij neemt de Afdeling ook het advies van de Commissie voor de m.e.r. in aanmerking, waarin is opgemerkt dat het MER voldoende informatie biedt voor het wijzigen van de geluidszones. In het MER zijn het nulalternatief, het meest milieuvriendelijk alternatief en het voorkeursalternatief beschreven. Op basis hiervan en het advies van de Commissie voor de m.e.r. zijn in het MER ook andere alternatieven beschouwd dan het alternatief dat uiteindelijk in het W-besluit is opgenomen en kan daarom niet worden gesteld dat onvoldoende rekening is gehouden met nieuwe feiten of omstandigheden.
Uitspraak
Er is geen grond om te oordelen dat het MER niet ten grondslag mocht worden gelegd aan het W-besluit. Deze beroepsgronden zijn ongegrond.