ECLI:NL:RVS:2002:AF1766

Betreft Bestemmingsplan "Mahler 4"
Datum uitspraak 11-12-2002
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden woningbouw, salamitactiek, stedelijke ontwikkeling
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200105817/1
JM 2003, 44 met noot Pieters
M&R 2003, 10 met noot Verschuuren

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • NB Deze uitspraak is van vóór de plan-m.e.r.-plicht.
  • Het is niet toegestaan om projecten te splitsen in deelprojecten zodat de m.e.r.-(beoordelings)plichtige drempelwaarde niet worden overschreden.
  • Definitie van stadsprojecten: projecten waarbij in één project verschillende activiteiten ondernomen worden, zoals woningbouw of het creëren van bedrijfsruimten, winkelcentra of parkeerterreinen. Het begrip stadsproject wordt verder verduidelijkt in de uitspraak Wijnhavenkwartier (ABRvS, 20 juli 2005, 200407071/1) en De Eenhoorn (ABRvS, 27 september 2006, 200508475/1).

Casus

Gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland hebben goedkeuring aan een bestemmingsplan verleend waarin woningbouw, kantoren en parkeervoorzieningen mogelijk worden gemaakt. In beroep wordt gesteld dat hiervoor een MER gemaakt of een m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen had moeten worden. Opgemerkt wordt dat het Zuidas-project zich over meerdere bestemmingsplannen uitstrekt.

In de eerste plaats beslist de Afdeling dat er voor het bestemmingsplan geen m.e.r.-plicht bestaat. Er wordt namelijk niet de ruimte geboden voor de bouw van 4.000 of meer woningen in een aaneengesloten gebied binnen de bebouwde kom.

Over het Zuidas-project, dat is verdeeld over meerdere bestemmingsplannen, stelt de Afdeling dat projecten niet mogen worden gesplitst om door middel van deelprojecten onder de drempelwaarde uit te komen. Ook wordt gesteld dat besluitvorming over het ruimtelijk beleid voor woningbouw vooral plaatsvindt op provinciaal niveau. Daarom wordt beoordeeld of het streekplan m.e.r.-plichtig was. Hierbij moet alleen gekeken worden naar woningbouwprojecten waarvan wordt verwacht dat zij in de planperiode van 10 jaar tot uitvoering worden gebracht. Het streekplan maakt in die planperiode geen 4.000 woningen mogelijk, dus hiervoor geldt achteraf gezien geen m.e.r.-plicht.
Het streekplan voorziet echter wel in de bouwmogelijkheid van ongeveer 2.500 woningen, waardoor wel aan de m.e.r.-beoordelingsplichtige drempelwaarde wordt voldaan. Ook voldoet het streekplan aan de m.e.r.-beoordelingsplichtige drempelwaarde voor een stadsproject (definitie: project waarbij in één project verschillende activiteiten ondernomen worden, zoals woningbouw of het creëren van bedrijfruimten, winkelcentra of parkeerterreinen).
Omdat het streekplan geen concrete beleidsbeslissingen bevat, is het plan onvoldoende concreet om als m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit te gelden. Aangezien het bestemmingsplan het eerste plan is waarin de bouw van de woningen en/of de realisatie van het stadsproject wordt voorzien, is het bestemmingsplan m.e.r.-beoordelingsplichtig.