ECLI:NL:RVS:2002:AL3105

Betreft Bestemmingsplan “Het Stadsbroek” te Assen
Datum uitspraak 06-03-2002
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Assen, bestemmingsplannen, milieueffectrapportage-plicht (MER-plicht), sporthallen, recreatie
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200100774/1
JM 2002, 59 met noot Pieters

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

Dit is een heel belangrijke uitspraak voor de m.e.r.-praktijk. Wat het (bestemmings)plan (maximaal) mogelijk maakt is bepalend voor de vraag of er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht. Vaak zijn gemeenten in onderhandelingen met een particuliere initiatiefnemer. Soms haakt de oorspronkelijke initiatiefnemer – na bestemmingsplanvaststelling – af, of worden de plannen naderhand alsnog bijgesteld. De voornemens van een initiatiefnemer, alsmede de berekeningen die daaraan ten grondslag liggen, vormen zonder nader onderzoek geen solide basis voor de beoordeling van de m.e.r.(beoordelings)-plicht.

Casus

Met dit bestemmingsplan wordt beoogd de verwezenlijking van een aantal voorzieningen ten behoeve van sport en horeca mogelijk te maken. Gedeputeerde Staten van Drenthe hebben het standpunt ingenomen dat er geen aanleiding bestaat voor de verwachting dat er meer dan 500.000 bezoekers zullen komen. De exploitant heeft aangegeven dat het aantal te verwachten bezoekers niet meer dan 485.000 zal zijn.
De Afdeling stelt voorop dat bij de beoordeling van de m.e.r.-plicht moet worden uitgegaan van hetgeen het plan mogelijk maakt. Nu in het plan uit het oogpunt van flexibiliteit is gekozen voor een globale eindbestemming zijn als gevolg daarvan de in het plangebied mogelijk aan te leggen recreatieve en toeristische voorzieningen niet nader genormeerd. Het plan maakt derhalve mogelijk dat andere voorzieningen worden aangelegd dan waar bij de berekening van het te verwachten aantal bezoekers van in uitgegaan. Gelet daarop hebben Gedeputeerde Staten van Drenthe ten onrechte betekenis toegekend aan de door de initiatiefnemer opgegeven gegevens, wat er ook zij van de juistheid van die gegevens.

Indien in het bestemmingsplan uit oogpunt van flexibiliteit is gekozen voor een globale eindbestemming, zijn als gevolg daarvan de in het plangebied mogelijk aan te leggen recreatieve en toeristische voorzieningen niet nader genormeerd. Wat het plan mogelijk maakt, geldt als uitgangspunt voor de beoordeling van de drempelwaarde.