ECLI:NL:RVS:2003:AF7055

Betreft PKB Near Shore Windpark
Datum uitspraak 09-04-2003
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden windturbineparken, near-shore, ecologische hoofdstructuur (EHS), planologische kernbeslissing (PKB), windenergie
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200201349/1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Een MER kan goed gebruikt worden om de argumenten in een rechtzaak te weerleggen.
  • De geldigheidsduur van het Structuurschema Groene Ruimte is al vervallen, maar dat betekent niet dat het beleid niet meer geldt.
    (NB Het beleid omtrent de EHS is nu opgenomen in de Nota Ruimte).

Casus

In deze zaak is beroep ingesteld tegen de locatiekeuze van het Near Shore Windpark (NSW) welke is vastgelegd in de PKB Locatiekeuze Demonstratieproject NSW, tevens partiële herziening Tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Argumenten hiervoor zijn dat de locatiekeuze in strijd is met het Structuurschema Groene Ruimte (SGR), de PKB Nationaal Ruimtelijk Beleid, het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en dat de realisering van het windpark zal leiden tot aantasting van natuurwaarden, zoals vogels en bodemfauna.

Door de Afdeling wordt allereerst vastgesteld dat de locatiekeuze voldoende concreet is om hiertegen in beroep te gaan. Vervolgens gaat de Afdeling in op de inhoudelijke punten. In het SGR is de Noordzee aangeduid als kerngebied van de Ecologische Hoofdstructuur. De geldigheidsduur van het SGR is al vervallen, maar dat betekent niet dat het beleid niet meer geldt. Ingrepen en ontwikkelingen in en in de omgeving van kerngebieden zijn niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken van een gebied aantasten. Alleen bij een zwaarwegend maatschappelijk belang kan hiervan worden afgeweken. In het MER is onderzoek gedaan naar aantasting van de waarden van de Noordzee. Er is een aanvaringsrisico en een barrièrewerking voor vogels. Daar tegenover staat dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang op basis van de doelstellingen uit het Kyoto-protocol bij het Klimaatverdrag en de vermindering van de afhankelijkheid van de Nederlandse energievoorziening van fossiele brandstoffen. Daarnaast wordt gesteld dat deze locatiekeuze als meest milieuvriendelijk alternatief uit het MER kwam. Bovendien is in het MER gesteld dat mitigerende maatregelen genomen kunnen worden en is in de PKB gesteld dat er een monitoring- en evaluatieprogramma wordt uitgevoerd.

Op basis van al deze argumenten is de Afdeling het niet eens met de stelling dat de PKB in strijd is met het SGR. In de PKB NSW is onderkend dat de locatiekeuze in strijd is met de PKB Nationaal Ruimtelijk Beleid. In laatstgenoemde PKB is de Noordzee aangewezen als gebied waarvoor de Blauwe Koers geldt. De plaatsing van windturbines is hiermee in strijd. De Afdeling is echter van oordeel dat het redelijk is om af te wijken van een uitspraak in de PKB Nationaal Ruimtelijk Beleid die niet van wezenlijk belang is.

Het Tweede Structuurschema Groene Ruimte en de PKB Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening zijn geen geldend rijksbeleid, waardoor hier geen beroep op gedaan kan worden voor de Afdeling.
Tenslotte zijn de effecten op landschap, vogels en de bodemfauna goed onderzocht in het MER.
De locatiekeuze is dan ook in redelijkheid tot stand gekomen en de beroepen zijn ongegrond.