ECLI:NL:RVS:2005:AS5515
Betreft | Bestemmingsplan “Leeuwarden-Zuid, fase A”, ook wel "Leeuwarden I" |
---|---|
Datum uitspraak | 09-02-2005 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | Leeuwarden, bestemmingsplannen, actualisatie MER, woningbouw, maximale mogelijkheden, stedelijke ontwikkeling |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200401688/1 |
Conclusies voor de mer praktijk
Ondanks het feit dat een woningbouwproject gefaseerd wordt uitgevoerd en een deelbestemmingsplan ziet op een aantal woningen dat onder de drempelwaarde ligt, moet bij het eerste ruimtelijke besluit waarmee de totale ontwikkeling in gang wordt gezet een volledig actueel en concreet MER worden opgesteld. Indien gebruik wordt gemaakt van globale bestemmingen in het bestemmingsplan, zal in het MER uitgegaan moeten worden van de maximale mogelijkheden die het plan biedt. Uit deze uitspraak valt af te leiden dat uitsluitend het bestemmingsplan ‘Leeuwarden-Zuid, fase A’ als het ‘eerste’ ruimtelijk plan heeft te gelden en niet tevens ook de voor de opvolgende fasen vast te stellen uitwerkings- en bestemmingsplannen.
NB Deze uitspraak is onder het oude recht zoals dat gold tot 28 september 2006 gedaan. Per die datum is plan-m.e.r. in werking en spreekt het Besluit m.e.r. 1994 niet langer van ‘eerste ruimtelijke plan dat in de aanleg van een activiteit voorziet’.
Casus
De gemeenteraad van Leeuwarden heeft voor het gebied ‘Leeuwarden-Zuid’ een deelbestemmingsplan ‘Leeuwarden-Zuid, fase A’ vastgesteld. ‘Leeuwarden-Zuid’ zou in ongeveer 20 jaar gefaseerd worden ontwikkeld. Het deelplan voorziet in maximaal 1856 woningen en is op zichzelf dus niet m.e.r.(beoordelings-)plichtig. De gemeente volstond met het MER uit 2001 dat ten grondslag had gelegen bij de vaststelling van het ontwikkelingsplan voor de woonwijk van 6500 woningen (‘Masterplan’) en een ‘oplegnotitie’ uit 2002 die het MER actualiseerde en detailleerde.
De ‘oplegnotitie’ zag alleen op het deelbestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak vernietigt het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten onder meer omdat het MER inhoudelijk niet voldeed aan artikel 7:10 Wm. Dit is met name zo omdat het MER gekoppeld is aan het eerste besluit dat in de totale bouw van 6500 woningen gaat voorzien. Ook was de ‘oplegnotitie’ te globaal. Juist wanneer het om een globaal bestemmingsplan gaat, moet er in het MER dieper op de activiteiten worden ingegaan. In het MER moeten de maximale mogelijkheden worden beschreven.
Met andere woorden het oorspronkelijke MER had voor de vaststelling van het deelbestemmingsplan volledig geactualiseerd en geconcretiseerd moeten worden voor wat betreft de meest actuele beschrijving van de milieugevolgen voor de gehele woningbouwactiviteit.