ECLI:NL:RVS:2009:BH7697

Betreft Bestemmingsplan "Valkenswaard-Zuid"
Datum uitspraak 25-03-2009
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Valkenswaard, woningbouw, bedrijventerreinen, bestemmingsplannen, samenhang, aaneengesloten gebied, stedelijke ontwikkeling
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200800772/1
JM 2009, 73 met noot Poortinga en Van Velsen

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Indien er sprake is van samenhang tussen projecten en/of plannen, dan dient voor deze plannen en/of projecten gezamenlijk beoordeeld te worden of er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.
  • Er is sprake van ‘samenhang’ als 1) plannen afzonderlijke fasen van dezelfde activiteit vormen of 2) plannen als één activiteit aangemerkt moeten worden.

Casus

De gemeente Valkenswaard heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in uit te werken bestemmingen voor de bouw van 370 tot 450 woningen, de aanleg van 35 hectare (bruto) bedrijventerrein, gemengde doeleinden en de aanleg van een hoofdontsluitingsweg. Daarnaast is een uit te werken bestemming opgenomen voor de ontwikkeling van natuur en een waterbergingsgebied. Het plan is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

In beroep is aangevoerd dat ten onrechte geen MER is gemaakt. Het plan had volgens appellanten in samenhang met de realisatie van de Lage Heideweg ten westen van het plangebied moeten worden beoordeeld, omdat deze weg volgens het bestemmingsplan “Valkenswaard-Zuid” een ruimtelijke en planologische relatie heeft met het bestemmingsplan. Ook wordt gewezen op de bestemmingsplanprocedure voor het nabijgelegen Eurocircuit.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) stelt vast dat het bestemmingsplan op zichzelf geen drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. 1994 overschrijdt. De plannen “Valkenswaard-Zuid”, “Lage Heideweg” en de bestemmingsplanprocedure voor het Eurocircuit betreffen geen afzonderlijke fasen van dezelfde activiteit. Ook bestaat er geen zodanige samenhang dat de drie plannen als één activiteit aangemerkt hadden moeten worden. Dat de plannen betrekking hebben op een (nagenoeg) aaneengesloten gebied, is in dit kader niet doorslaggevend. Vanuit m.e.r.-optiek is er geen sprake van samenhang tussen activiteiten. Het bestemmingsplan “Valkenswaard-Zuid” moet dus op zichzelf beschouwd worden bij het beoordelen van de m.e.r.-plicht. Er is al vastgesteld dat dit plan op zichzelf geen drempelwaarde overschrijdt. Er geldt geen m.e.r.-plicht.

Uitspraak
De beroepsgrond over m.e.r. is ongegrond.