ECLI:NL:RVS:2009:BI7262

Betreft Voorzieningencluster Het Nieuwe Landgoed
Datum uitspraak 10-06-2009
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden woningbouw, streekplannen, bestemmingsplannen, concrete beleidsbeslissing, Kernhem, Ede, milieueffectrapportage-plicht (MER-plicht)
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200804796/1/R2
JM 2009, 99 met noot Poortinga

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Na het maken van een besluit-milieueffectrapport (MER) is de m.e.r.-plicht verwerkt: er hoeft voor die activiteit geen MER meer gemaakt te worden.
  • Deze algemene regel geldt ook voor overgangssituaties. Als vóór de wijziging van de wet- en regelgeving op 28 september 2006 een MER is gemaakt in verband met een concrete beleidsbeslissing in een streekplan, wordt dit MER gekwalificeerd als een besluit-MER. Er hoeft hierna geen MER meer gemaakt te worden. Als ditzelfde MER voor het streekplan gemaakt is ná de wijziging van de wet- en regelgeving, is het een plan-MER. Er moet in dat geval in principe nog wel een besluit-m.e.r.-procedure doorlopen worden voor het bestemmingsplan.
  • De uitspraak over bestemmingsplan “Laag Koningshoef” lijkt te worden bevestigd. Dit betekent dat bij woningbouw gebruik mag worden gemaakt van een saldobenadering: als bestaande woningen worden vervangen door nieuwe woningen, tellen deze niet mee bij de beoordeling of de m.e.r.-plichtige drempel worden overschreden

Casus

Het nieuwe bestemmingsplan “Voorzieningencluster Het Nieuwe Landgoed” van de gemeente Ede maakt onder andere mogelijk:

  • een verbreding van een deel van de N224;
  • de bouw van een voorzieningencluster op een heuvel boven de N224 met maximaal 4.500 m2 verhuurbaar vloeroppervlak voor detailhandel;
  • de bouw van ongeveer 614 woningen.

Het bestemmingsplan is goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland. Tegen deze goedkeuring is beroep ingesteld.

De m.e.r.-procedure is niet doorlopen voor het bestemmingsplan. Wel is gebruik gemaakt van een reeds bestaand MER uit 2001 dat was opgesteld voor een partiële herziening van het Streekplan Gelderland 1996. In deze herziening was het woongebied Kernhem voor maximaal 3.500 woningen opgenomen als concrete beleidsbeslissing. Het MER is geactualiseerd voor het bestemmingsplan zonder de m.e.r.-procedure te doorlopen.
Door het vaststellen van een nieuw streekplan in 2005 is de concrete beleidsbeslissing vervallen. In beroep wordt gesteld dat het bestemmingsplan daarom het eerste plan is dat in de aanleg voorziet en dat daarom een m.e.r.-procedure doorlopen had moeten worden voor het bestemmingsplan. Een andere reden dat er een nieuw MER gemaakt had moeten worden is dat het bestemmingsplan naast woningbouw ook een voorzieningencluster mogelijk maakt en dat het plangebied van het bestemmingsplan afwijkt van het plangebied van het MER uit 2001.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verwijst naar de uitspraak die zij op 21 januari 2009 heeft gedaan over het bestemmingsplan “Woongebied Kernhem”. Hierin oordeelde de Afdeling dat wanneer er een besluit-m.e.r.-procedure is doorlopen voor een streekplan en een daaropvolgend bestemmingsplan precies hetzelfde mogelijk maakt als dit streekplan, dat dan voor het bestemmingsplan niet nog eens de besluit-m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden. Oftewel: één besluit-m.e.r.-procedure voor één activiteit is voldoende.
Het MER was destijds opgesteld voor de bouw van 3.500 woningen. Met het genoemde bestemmingsplan “Woongebied Kernhem” werd al voorzien in 3.000 woningen. De gemeenteraad van Ede heeft betoogd dat de ca. 614 woningen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan “Voorzieningencluster Het Nieuwe Landgoed” vallen onder de resterende 500 woningen uit het streekplan. Onder de 614 woningen vallen namelijk 180 al bestaande woningen die worden vervangen. Per saldo worden er op deze manier 434 nieuwe woningen mogelijk gemaakt, wat past binnen de genoemde resterende 500 woningen uit het streekplan. De Afdeling vindt dit betoog van de gemeente juist en verwijst naar een uitspraak waarin eerder gebruik is gemaakt van de saldobenadering, te weten de uitspraak over bestemmingsplan “Laag Koningshoef” van 1 oktober 2003. De woningbouw die mogelijk wordt gemaakt buiten het plangebied van het streekplan ziet de Afdeling als een kleine uitbreiding buiten het plangebied. In beroep is niet aannemelijk gemaakt dat deze afwijking zodanig is dat de gegevens uit het MER redelijkerwijs niet meer gebruikt konden worden voor het bestemmingsplan. Voor het voorzieningencluster geldt hetzelfde. In het MER kunnen aanknopingspunten gevonden worden dat met een dergelijk cluster rekening is gehouden. Verder kan het voorzieningencluster gezien worden als een te verwachten ontwikkeling van de woonwijk.

Bovenstaande geldt natuurlijk niet voor MER’en voor streekplannen die zijn vastgesteld ná de wetswijziging van 28 september 2006 omdat streekplannen na deze wetswijziging alleen nog maar plan-m.e.r.-plichtig kunnen zijn. Indien daarvoor een plan-m.e.r. wordt doorlopen, kan de besluit-m.e.r.-plicht nog niet verwerkt zijn.

Uitspraak
Het beroep is ongegrond. Het bestemmingsplan blijft in stand.