ECLI:NL:RVS:2010:BO4191
Betreft | Bestemmingsplan Weert en op- en overslag afval |
---|---|
Datum uitspraak | 17-11-2010 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | plan-m.e.r., overslag, afval, afvalstoffen, oprichting, GFT-afval, Weert, kaderstelling |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200808223/1/R2 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Een transportbedrijf wordt veranderd in een vuiloverslagstation. Er is sprake van de oprichting van een nieuwe installatie. Daarom moet de verandering als ‘oprichting van een inrichting’ worden gezien (onderdeel A, tweede deel, van de bijlage bij het Besluit m.e.r).
- Houtachtig groenafval valt onder de definitie van afval als bedoeld in categorieën C 18 en D 18 van het Besluit m.e.r.
- Op- en overslag van afval is niet voldoende om sprake te laten zijn van ‘bewerken’ ‘verwerken’ of ‘vernietigen’ als bedoeld in C 18 en D 18 van het Besluit m.e.r.
- Ook voor de vraag of sprake is van kaderstelling bij een plan in de zin van artikel 7.2, lid 2, Wm moet bij projecten onder de drempelwaarden van onderdeel D (rechtstreeks) worden gekeken naar de factoren van Bijlage III van de M.e.r.-richtlijn.
NB Zie het Hofarrest waarnaar deze uitspraak lijkt te verwijzen. Dit arrest lijkt dus ook relevant voor de vraag of plan-m.e.r. aan de orde is, hetgeen in elk geval geldt zolang de Nederlandse wetgeving niet was gerepareerd.
Casus
De gemeenteraad van Weert heeft op 30 januari 2008 een bestemmingsplan voor Bedrijventerreinen Oost en West vastgesteld. Dit is bij besluit van 23 september 2008 door gedeputeerde staten (GS) goedgekeurd. De procedure speelt zich nog af onder de oude WRO. Het bestemmingsplan voorziet in wijziging van de maximaal toegelaten milieucategorie voor bedrijven. Ten behoeve van vestiging van een vuiloverslagstation wordt de milieucategorie gewijzigd van 3 in 4. Voor de inrichting is reeds een milieuvergunning verleend die rechtens onaantastbaar is.
Appellant voert onder meer aan dat een aantasting van zijn woon- en leefklimaat zal plaatsvinden. Ook betoogt hij dat er een m.e.r.(beoordelings)plicht is omdat het bestemmingsplan voorziet in een eerste planologische basis voor het beheer van afvalstoffen als bedoeld in D 18.2. De drempelwaarde van 100 ton per dag zou worden overschreden.
Overwegingen van de bestuursrechter
Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
GS hebben zich op het standpunt kunnen stellen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. De richtafstanden uit de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ zijn niet in acht genomen. Die afstanden zijn echter afgestemd op de omgevingskwaliteit die in nieuwe situaties wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een daarmee vergelijkbaar omgevingstype. De richtafstanden zijn niet toegesneden op de situatie met een bestaande bedrijfswoning van appellant op een bestaand bedrijventerrein. Ook voor de mate waarin er sprake is van geur- en stofhinder moet de eigen woonsituatie van appellant in acht worden genomen.
M.e.r.
Oprichting van een inrichting
De Afdeling kijkt eerst naar de definitie van oprichting van een inrichting in Onderdeel A van het Besluit m.e.r. Hieronder wordt verstaan: een uitbreiding van een inrichting door de oprichting van een nieuwe installatie. De onderhavige inrichting wordt van transportbedrijf gewijzigd in vuiloverslagstation. Hiervoor is de oprichting van een nieuwe installatie nodig. Daarom is de verandering een oprichting van een inrichting als bedoeld in Onderdeel A, tweede deel, Besluit m.e.r. Overigens gaat de Afdeling hierbij niet in op de vraag of sprake is van ‘wijziging’ (zie ook uitspraak 201000080/1/M2 d.d. 8-9-2010)
Afvalstoffen
Er is geen sprake van beheer van afvalstoffen als bedoeld in C 18.2 tot en met 18.5. Dit was ook niet in geschil, maar wordt ambtshalve vastgesteld door de Afdeling. Vervolgens kijkt zij naar de vraag of de drempelwaarde van 100 ton per dag wordt overschreden. Het gaat dan om bewerking, verwerking of vernietiging van afval als bedoeld in D 18.2. Op- en overslag van groenafval en GFT valt hier niet onder. Het houtachtig groenafval dat in de inrichting verwerkt wordt moet wel meegerekend worden. In de inrichting kan maximaal 80 ton per dag aan houtachtig groenafval worden verwerkt. De drempel wordt dus niet overschreden.
Drempelwaarden
Op zichzelf wordt de drempelwaarde van D 18.2 van 100 ton per dag niet overschreden. De Afdeling overweegt verder: “Niet is gebleken van andere factoren in verband waarmee ook bij het niet overschrijden van de drempelwaarde toch een m.e.r. (beoordeling) had moeten worden gemaakt.” Deze zin lijkt impliciet te verwijzen naar het Hofarrest van 15 oktober 2009, waarin Nederland is veroordeeld voor het onvoldoende omzetten van de M.e.r.-richtlijn.
Uitspraak
Het beroep is gegrond maar niet op de hierboven genoemde gronden. Wel blijven de rechtsgevolgen van het goedkeuringsbesluit van GS in stand.