ECLI:NL:RVS:2011:BQ9689

Betreft Buitengebied Dinxperlo
Datum uitspraak 29-06-2011
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, buitengebied, maximale mogelijkheden
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201101604/1/R2
JM 2011, 94 met noot Hoevenaars

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • In het MER moet worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat toekomstige technische ontwikkelingen deze mogelijkheden kunnen vergroten.

Casus

Op 14 december 2010 heeft de gemeenteraad van Aalten het bestemmingsplan ‘Buitengebied Dinxperlo, Kalverweidendijk 11’ vastgesteld. Het plan voorziet uitsluitend in een verandering en vergroting van het bouwvlak van het agrarische bedrijf op het genoemde adres. Op het perceel zal onder andere een nieuwe varkensstal worden gebouwd.
Volgens appellanten is in het plan-MER

  • ten onrechte uitgegaan van de dieraantallen in de milieuvergunning,
  • onvoldoende rekening gehouden met de maximale bouwmogelijkheden die het plan biedt, namelijk een varkensstal met meerdere bouwlagen, en
  • geen gestructureerd onderzoek naar alternatieven gedaan.

De Raad stelt zich op het standpunt dat het geldende plan ook huisvesting van dieren op meerdere bouwlagen mogelijk maakt, hoewel de beoogde bedrijfsuitbreiding hierop geen betrekking heeft. Nadere uitwerking in het plan-MER van deze theoretische maximale planologische invulling heeft dan ook geen meerwaarde voor de besluitvorming over het plan.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt dat het plan-MER is gebaseerd op dieraantallen uit de revisievergunning die ziet op een inrichting waarin dieren worden gehouden op één bouwlaag. De gemeenteraad heeft onderkend dat de in de planregels gestelde maximale bouwhoogte van 12 meter de bouw van een stal met meerdere bouwlagen niet uitsluit. Evenmin sluiten de planregels het gebruik van die stal voor het houden van dieren op meerdere bouwlagen uit.
Gelet hierop stelt de Afdeling vast dat het plan-MER is uitgegaan van één bouwlaag, terwijl het plan voorziet in de mogelijkheid van meerdere bouwlagen. In tegenstelling tot de raad vindt de Afdeling het houden van dieren op meerdere bouwlagen niet slechts een theoretische mogelijkheid. Verdere uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf in kwestie zijn niet uitgesloten. Het is immers niet ondenkbaar dat toekomstige technische ontwikkelingen de huidige milieubelasting van de inrichting terugdringen, zodat het aantal dieren zal kunnen uitbreiden. Het plan-MER is daarom ten onrechte niet gebaseerd op de maximale planologische mogelijkheden van het plan. Nu de raad alleen wilde voorzien in een planologische regeling voor het concrete bouwplan, heeft de raad volgens de Afdeling onvoldoende gemotiveerd waarom het houden van dieren op meer dan één bouwlaag niet is uitgesloten in de planregels.

Volgens de Afdeling is in het plan-MER een aantal mogelijke alternatieven bekeken: situering van de nieuwe stal op een andere plek op het perceel of verplaatsing van de gehele bedrijfsvoering naar andere, kleinere locaties van het bedrijf. Appellanten hebben niet onderbouw welke alternatieven nog meer in het plan-MER hadden moeten worden onderzocht.

Uitspraak
Het beroep is gegrond. Zoals gezegd wilde de raad alleen voorzien in een planologische regeling voor het concrete bouwplan. Volgens de Afdeling is niet aannemelijk dat belangen van derden worden geschaad omdat het bouwplan niet voorziet in het houden van dieren op meerdere bouwlagen. Bovendien hebben appellanten niets aangevoerd waaruit blijkt dat gebreken aan het plan-MER of het plan zelf kleven. De Afdeling voorziet daarom zelf in de zaak door uit te sluiten dat dieren op meer dan één bouwlaag mogen worden gehouden.