Roel Sillevis Smitt
jurist en werkgroepsecretaris
Opmerking
Op 31 mei 2010 heeft de gemeenteraad van Dalfsen het bestemmingsplan ‘5e herziening van het bestemmingplan Buitengebied (voormalige gemeente) Nieuwleusen, Windenergie’ vastgesteld. Het plan maakt de oprichting van vier windturbines in lijnopstelling mogelijk in het gebied Nieuwleusen-west, ten noordwesten van Dalfsen. Op 550 meter afstand daarvan en parallel daaraan voorziet het bestemmingsplan ‘Windpark Tolhuislanden’ in een lijnopstelling van vier windturbines in de gemeente Zwolle.
Appellanten betogen onder meer dat de oprichting van het onderhavige windturbinepark en de oprichting van het windturbinepark in de Tolhuislanden vanwege de onderlinge samenhang voor de m.e.r.-drempelwaarde als één activiteit moeten worden beschouwd. De gemeente Dalfsen en de gemeente Zwolle hebben samen deelgenomen aan het onderzoek ‘Windenergie in Noordoost Overijssel’, en hebben samen de notitie ‘Samen sterk voor Windenergie-Windturbines in Zwolle en Dalfsen’ uitgebracht. In deze notitie worden beide windparken beschreven als één project. Bovendien zullen beide windturbineparken gebruik maken van een gezamenlijke infrastructuur voor de levering van elektriciteit aan het net.
De gemeenteraad stelt dat er geen functionele, technische en organisatorische samenhang bestaat tussen het windturbinepark in de Tolhuislanden en het onderhavige windturbinepark.
Overwegingen van de bestuursrechter
De windturbineparken zullen worden opgericht en geëxploiteerd door twee verschillende vennootschappen. Bovendien krijgen beide windturbineparken separate aansluitingen op het elektriciteitsnet. Dat de planvorming van de windturbineparken en de daarvoor benodigde onderzoeken samen hebben gelopen, vloeit voort uit provinciaal beleid. Deze samenloop heeft plaats gevonden vanwege mogelijke cumulatieve effecten, maar niet vanwege enige organisatorische samenhang tussen beide windturbineparken.
Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat een zodanige samenhang tussen de windturbineparken bestaat dat de oprichting daarvan dient te worden aangemerkt als één activiteit als bedoeld in het Besluit m.e.r. 1994.
Uitspraak
Niet alleen de m.e.r.-gerelateerde, maar ook de overige beroepsgronden worden ongegrond verklaard.