ECLI:NL:RVS:2012:BW4511

Milieuvergunning varkenshouderij Lochem

Jurisprudentie details

Datum uitspraak

28 november 2012

Rechtsprekende instantie

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Soort procedure

Eerste aanleg - meervoudig

Trefwoorden

Lochem, M.e.r.-beoordeling, Milieuvergunningen, Varkenshouderij, Veehouderij, Vormvrije m.e.r.-beoordeling, Zienswijzen

ECLI-nummer

ECLI:NL:RVS:2012:BW4511

Conclusies voor de mer-praktijk

  • Ook onder de drempelwaarden van de D-lijst moet een m.e.r.-beoordeling worden gedaan; als deze ontbreekt, is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd en in strijd met artikel 3:46 Awb.
  • De rechter kan wel onderzoeken of ondanks dat het besluit vernietigd moet worden, de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven.

NB De uitspraak is onder het oude recht van voor de Wabo. Dit maakt voor de conclusies geen verschil.

Casus

Op 5 april 2011 heeft het college van B en W van Lochem een milieuvergunning verleend voor een varkenshouderij in Laren. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld.

Appellanten voeren onder andere aan dat er een MER had moeten worden opgesteld ten behoeve van het besluit vanwege de ruimtelijke gevolgen van het plan, de te verwachten negatieve effecten van ammoniakemissie voor natuurwaarden en gezondheidsrisico’s. Appellanten voeren aan dat het Hof van Justitie van heeft bepaald dat het bevoegd gezag ook onder de drempelwaarden moet onderzoeken of er factoren uit Bijlage III van de m.e.r.-richtlijn aanwezig zijn op grond waarvan er toch een MER moet worden opgesteld.

Het college van B en W voert aan dat het besluit zo moet worden gelezen dat is geoordeeld dat geen redenen aanwezig zijn om een m.e.r.-beoordeling te doen. Ook voeren zij ter zitting aan dat de factoren van Bijlage III in acht zijn genomen. Tevens ter zitting heeft het college aangevoerd dat eerder een m.e.r.-beoordeling voor een dergelijke inrichting is uitgevoerd op dezelfde locatie.

Appellanten voeren ter zitting aan dat de m.e.r.-beoordeling niet met het besluit ter inzage heeft gelegen. Ook menen appellanten dat de op een afstand van 3000 meter of meer gevolgen mogelijk zijn hetgeen niet is onderkend in de eerdere m.e.r.-beoordeling. Zij verwijzen hiervoor naar een uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2012, zaaknr. 201101467/1/R2 over het bestemmingsplan voor het buitengebied van Lochem.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat een varkenshouderij een inrichting is als bedoeld in Bijlage II van de m.e.r.-richtlijn. De Afdeling volgt appellanten in hun redenering dat het bevoegd gezag moet onderzoeken of er factoren als bedoeld in Bijlage III van de m.e.r.-richtlijn aanwezig zijn die nopen tot een MER. De drempelwaarde van onderdeel D van categorie 14 van het Besluit m.e.r. wordt niet overschreden. Maar uit het besluit blijkt niet dat het college van B en W van Laren gekeken heeft naar de aanwezigheid van factoren uit Bijlage III van de m.e.r.-richtlijn. Daaruit volgt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en dus in strijd is met artikel 3:46 Awb. Het besluit moet worden vernietigd. Daarna onderzoekt de Afdeling of desondanks de rechtsgevolgen van het besluit in stand kunnen blijven. De Afdeling meent dat de m.e.r.-beoordeling die eerder voor een andere procedure is gemaakt mocht worden gebruikt als nadere motivering van dit besluit. Daarom hoefde het niet ter inzage worden gelegd tezamen met het besluit. Dat in een andere uitspraak van de Afdeling werd geoordeeld dat niet kan worden uitgesloten dat er op een afstand van 3000 meter of meer gevolgen kunnen zijn van ammoniakemissie, leidt in dit geval niet tot de conclusie dat een MER moest worden opgesteld (NB Het is niet duidelijk waarom niet).

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond. De rechtsgevolgen van het besluit blijven echter in stand, behalve met betrekking tot de geluidsvoorschriften.