ECLI:NL:RVS:2012:BX1851

Betreft Bestemmingsplan Zilverbaan te Veldhoven
Datum uitspraak 18-07-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - enkelvoudig
Trefwoorden Veldhoven, wegen, bestemmingsplannen, Commissie voor de milieueffectrapportage, voorzienbaarheid, actualiteit, aanvulling, zienswijzen
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201103110/1/R3

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Een advies van de Commissie m.e.r. als zodanig staat bij een rechter niet ter discussie. Het advies is alleen van belang voor zover daaruit volgt dat een MER zodanige gebreken vertoont dat het niet aan besluitvorming ten grondslag kan worden gelegd.
  • Het is niet verplicht om alle aanbevelingen van de Commissie m.e.r. over te nemen. Wel moet in het plan of besluit waarvoor het MER is opgesteld, worden aangegeven hoe rekening is gehouden met het advies van de Commissie m.e.r.
  • Als de ruimtelijke besluitvorming over een project nog weinig concreet is, hoeft hiermee in het MER geen rekening te worden gehouden.
  • Het is niet ongebruikelijk en in beginsel toegestaan om een MER op een later tijdstip aan te vullen, mits de aanvullingen kenbaar zijn en als gevolg hiervan geen sprake is van een wezenlijke, feitelijke wijziging van het voorziene project.

Klik hier voor projectinformatie P1777.

Casus

Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad van Veldhoven het bestemmingsplan "Zilverbaan, 2e fase Westelijke Ontsluitingsroute" vastgesteld, dat voorziet in de aanleg van de Zilverbaan, die deel uitmaakt van de voorgenomen Westelijke Ontsluitingsroute bij Veldhoven.

Ten aanzien van m.e.r. betoogt appellant dat de gemeenteraad met het MER Veldhoven-West de aanbevelingen van de Commissie m.e.r. uit het toetsingsadvies van 26 februari 2008 onvoldoende heeft uitgevoerd. Het MER mocht daarom niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd. Daarnaast vindt de appellant dat de Commissie m.e.r. in haar advies onvoldoende aandacht aan zijn inspraakreactie heeft besteed. Verder vindt hij het onderzoek naar verschillende deelaspecten van het plan in het MER ondeugdelijk. Ook is het MER niet meer actueel, omdat Eindhoven Airport op korte termijn wordt uitgebreid.

Het MER is in 2007 opgesteld voor de ontwikkeling van het project zilverackers, een woonwijk van ongeveer 2.700 woningen, en de aanleg van de Westelijke Ontsluitingsroute, waarvan de Zilverbaan deel uitmaakt. Het betreft een zogenoemd gecombineerd plan-/besluit-MER. Het MER is ten grondslag gelegd aan de verschillende plannen die het project zilverackers mogelijk maakt.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt allereerst dat het advies van de Commissie m.e.r. als zodanig niet in deze procedure aan de orde is. Het advies is hier alleen van belang als daaruit volgt dat het MER zodanige gebreken vertoont dat de gemeenteraad dit niet ten grondslag heeft mogen leggen aan het plan. De Commissie m.e.r. geeft in haar advies aan dat alle essentiële informatie in het MER aanwezig is om het milieubelang een volwaardige plaats te kunnen geven in de besluitvorming, dat gedegen onderzoek is verricht, en dat het MER duidelijk inzicht geeft in de effecten van de verschillende alternatieven. De appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gemeenteraad het MER vanwege ernstige gebreken niet aan dit plan ten grondslag heeft mogen leggen.
Daarnaast oordeelt de Afdeling dat geen verplichting bestaat om alle aanbevelingen van de Commissie m.e.r. over te nemen. Uit de toelichting blijkt bovendien dat de gemeenteraad, in overeenstemming met artikel 7.14, eerste lid, aanhef en onder d, Wm, bij het plan heeft vermeld wat hij over het advies heeft overwogen.

Voor bezwaren die ook al in de procedure over het bestemmingsplan "Oerle-Zuid, eerste fase zilverackers" aan de orde zijn geweest, verwijst de Afdeling naar haar uitspraak ABRvS 18 juli 2012, zaaknr. 201109200/1/R3.
Tot slot oordeelt de Afdeling dat er geen concrete ruimtelijke besluitvorming was over een uitbreiding van Eindhoven Airport waarmee rekening gehouden kon worden. De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar haar uitspraak van ABRvS 3 december 2008, zaaknr. 200703693/1, dat aanvullingen op het MER niet ongebruikelijk en in beginsel toegestaan zijn. Voorwaarde is wel dat de aanvullingen kenbaar zijn en als gevolg hiervan geen sprake is van een wezenlijke, feitelijke wijziging van het voorziene project. Niet aannemelijk is gemaakt dat van dit laatste sprake is.

Uitspraak
De Afdeling acht de beroepsgronden ongegrond.