ECLI:NL:RVS:2012:BX9720
Betreft | Eneco Reusel |
---|---|
Datum uitspraak | 10-10-2012 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Hoger beroep |
Trefwoorden | m.e.r.-beoordeling, Crisis- en herstelwet (Chw), Reusel, windenergie, windturbineparken, bestuurlijke lus, vormvrije m.e.r.-beoordeling |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201113326/1/A1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Zoals uit de tussenuitspraak van 6 juni 2012 blijkt: Ook onder de drempelwaarden van de D-lijst moet worden gekeken of (uiteindelijk) een m.e.r. moet worden doorlopen. Hierbij moet ook getoetst worden aan andere factoren van Bijlage III van de M.e.r.-richtlijn (dan grootte van het project). Die factoren zijn bijvoorbeeld het opnamevermogen van het natuurlijk milieu, met in het bijzonder aandacht voor Vogel- en Habitatrichtlijn-gebieden en de orde van grootte van het effect van het project.
- Dit gebrek is onder omstandigheden op te lossen met de bestuurlijke lus.
Casus
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het college van gemeente Reusel De Mierden een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Deze is als nader stuk ingediend op 3 juli 2012. In de m.e.r.-beoordeling heeft het college de effecten op Natura 2000-gebieden, het landschap en de woon- en leefomgeving in verband met geluid, slagschaduw en veiligheid betrokken. Volgens het college is met zekerheid te stellen dat er geen sprake is van een aanzienlijk effect op het Natura 2000-gebied en andere natuurwaarden. Ook zullen er geen belangrijke, nadelige gevolgen zijn van de afzonderlijke projecten. Ook niet als cumulatieve effecten in combinatie met andere projecten.
Overwegingen van de bestuursrechter in de einduitspraak
Er is niet aannemelijk gemaakt dat de aanwezigheid van een ander windmolenpark op 4,5 kilometer afstand in combinatie met het huidige project een negatief effect kan hebben op Natura 2000-gebieden. De quick-scan uitgevoerd op 10 september 2008 door Bureau Waardenburg onderbouwt de stelling van het college voldoende. Uit het door appellant ingediende onderzoek blijkt niet dat aan het rapport van Bureau Waardenburg gebreken kleven. Het college heeft volgens de Afdeling voldoende gemotiveerd dat er geen factoren aanwezig zijn die maken dat het nodig is een m.e.r.-procedure te doorlopen ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden.
Uitspraak
Omdat in de tussenuitspraak het besluit onvoldoende was gemotiveerd wordt het besluit vernietigd. Omdat het college het gebrek heeft hersteld, blijven de rechtsgevolgen van het besluit wel in stand.