ECLI:NL:RVS:2012:BY3735

Betreft Bestemmingsplan Neeltje Jans
Datum uitspraak 21-11-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, dijken, ecologische hoofdstructuur (EHS), landschap
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201201470/1/T1/R2

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Er zijn geen algemene conclusies voor de m.e.r.-praktijk te trekken. De uitspraak vormt een voorbeeld van hoe het MER wordt betrokken bij de besluitvorming en hoe verweerder en uiteindelijk ook de Afdeling bestuursrechtspraak verwijzen naar de (deelonderzoeken van) het MER.

NB 1 Reeds eerder is een vergunning op rond van de Natuurbeschermingswet 1998 afgegeven. Deze is reeds in procedure geweest. Beroepen hiertegen slaagden niet. Zie uitspraak van de Afdeling van 13 juni 2012, zaaknr. 201112988/1/A4 en 201112989/1/A4.

NB 2 Voor dit project heeft de Commissie m.e.r. een toetsingsadvies uitgebracht onder projectnummer P2200. Zo heeft de Commissie m.e.r. onder meer gewezen op de mogelijke compensatieplicht in het kader van de EHS.

Casus

Op 10 november 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Veere het bestemmingsplan “Neeltje Jans” vastgesteld. Met het bestemmingsplan wordt de bouw van negen windturbines mogelijk gemaakt op de dammen van bouwdokken. Windpark OSK zal op de locatie een windpark gaan exploiteren. De windmolens zullen in een 3x3 opstelling worden geplaatst met een maximale ashoogte van 120 meter. Ook zullen met het bestemmingsplan andere bouwwerken worden toegestaan, te weten twee radartorens en een strandpaviljoen. Een mosselkwekerij wordt verplaatst. Delta Park Neeltje Jans BV, eigenaar van het themapark Deltapark Neeltje Jans, heeft beroep ingesteld. Er is een MER opgesteld ten behoeve van de besluitvorming. Delta Park had in eerste instantie gronden aangevoerd die betrekking hadden op het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r., maar deze zijn ter zitting ingetrokken. Delta Park voert aan dat het landschap door de plaatsing van de windturbines en cumulatieve effecten met andere windturbines zal worden aangetast.
Voorts betoogt Delta Park dat de EHS wordt aangetast door het plan. De provincie zou daar niet mee akkoord zijn gegaan. In het rapport dat is opgesteld om de aantasting van natuurwaarden te onderzoeken staat dat de compensatie gebeurt door herinrichting van een zanddepot. Daaruit concludeert Delta Park dat aangetaste natuur niet voldoende wordt gecompenseerd. De gemeenteraad voert aan dat de compensatieverplichtingen die voortvloeien uit het Provinciaal omgevingsplan (POP) worden nageleefd. Bovendien voert de raad aan dat de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet in beroep in stand is gebleven.
Daarnaast voert Delta Park nog andere gronden aan die hier niet besproken worden.

Overwegingen van de bestuursrechter
Voor het bestemmingsplan is het MER Windpark Bouwdokken opgesteld. Voor de beroepsgrond dat het landschap door de windturbines zal worden aangetast kijkt de Afdeling naar het onderzoek in het MER. Bij het onderzoek naar het landschap is de aanwezigheid van andere, geplaatste of toegestane, windturbines meegenomen. Deze zijn gelegen op de Roompotsluis, de vluchthaven van Neeltje Jans en de Roggenplaat. Volgens het deskundigenbericht van de StAB zijn in het landschap reeds windturbines en andere technische bouwwerken, zoals de stormvloedkering, aanwezig. Daarom wordt het landschap naar het oordeel van de Afdeling niet aanzienlijk aangetast.
De Afdeling overweegt dat het windpark deels zal worden gebouwd in de EHS. In het POP staat vermeld dat verlies van natuurwaarden moet worden gecompenseerd. In het zanddepot bevinden zich geen natuurwaarden. Het herinrichten van het zanddepot kan dus wel worden aangemerkt als compensatie. Daarmee wordt naar het oordeel van de Afdeling voldaan aan de compensatieverplichting van het POP en kan niet worden gesteld dat de provincie niet akkoord is met de compensatie.

Uitspraak
De Afdeling doet een tussenuitspraak en geeft de gemeenteraad de opdracht een nieuw besluit te nemen met betrekking tot een beroepsgrond die niet in deze samenvatting besproken is en met inachtneming van de tussenuitspraak.