ECLI:NL:RVS:2013:1167

Betreft Nbw-vergunning veehouderij Overijssel
Datum uitspraak 18-09-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Natuurbeschermingswet, vergunningen, milieuvergunningen, veehouderij, oprichting, saldering
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201107526/1/A4

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De intrekking van één milieuvergunning kan als salderingsmaatregel worden ingezet bij de verlening van meerdere Nbw-vergunningen. Daarbij mag het deel van de vergunning dat voor saldering bij de ene Nbw-vergunning wordt ingezet, niet worden gebruikt voor een andere Nbw-vergunning.
  • Niet het feitelijk gehouden veebestand, maar de vergunde situatie ten tijde van de intrekking van de milieuvergunning is bepalend voor de omvang van de salderingsmaatregel.

Casus

Bij besluit van 13 december 2010 hebben gedeputeerde staten van Overijssel een vergunning op grond van artikel 19d lid 1 Natuurbeschermingswet 1998 verleend voor het oprichten van een veehouderij.

In deze zaak is een tussenuitspraak gedaan op 22 mei 2013, zaaknr. 201107526/1/T1/A4. Daarin is geoordeeld dat gedeputeerde staten niet toereikend hebben gemotiveerd waarom de vergunning krachtens artikel 19d Nbw 1998 kon worden verleend, gezien de mogelijke gevolgen voor het Natura 2000-gebied Boetelerveld. De Afdeling heeft gedeputeerde staten vervolgens opgedragen om te beoordelen of het betoog van vergunninghoudster grond is om de verleende Nbw-vergunning in stand te laten. Dit betoog houdt in dat de stikstofdepositie op het gebied Boetelerveld daalt wanneer niet alleen rekening wordt gehouden met de intrekking van de milieuvergunning voor de veehouderij op locatie X, maar ook met de intrekking van een milieuvergunning voor een veehouderij op locatie Y.

Gedeputeerde staten stellen zich op het standpunt dat door de intrekking van twee milieuvergunningen die samenhangen met de verlening van de Nbw-vergunning, de stikstofdepositie op het gebied Boetelerveld per saldo daalt. Volgens gedeputeerde staten staat hiermee vast dat de vergunningverlening geen negatieve effecten heeft voor het gebied. De verleende Nbw-vergunning kan dan ook in stand blijven.

Een appellante betoogt dat de intrekking van de milieuvergunning voor de veehouderij op locatie Y niet bij de beoordeling mag worden betrokken, omdat de gemeente Raalte geruime tijd voor die intrekking eigenaar is geworden. Verder kan volgens haar niet worden uitgesloten dat het aanwezige veebestand op het moment van de intrekking groter was dan waarvoor de milieuvergunning was verleend. Tenslotte zou de intrekking ook zijn betrokken bij het verlenen van Nbw-vergunningen aan andere veehouderijen.

Overwegingen van de bestuursrechter
Bij besluit van 15 december 2009 is de milieuvergunning voor de veehouderij op locatie Y ingetrokken. In het besluit is vermeld dat de intrekking plaatsvindt om de veehouderij te kunnen oprichten waarvoor de hier bedoelde Nbw-vergunning is verleend. Er bestaat dus een directe samenhang tussen de intrekking van de milieuvergunning en de verlening van de Nbw-vergunning. Gedeputeerde Staten mochten daarom de intrekking van de milieuvergunning voor de veehouderij op locatie Y bij de vergunningverlening betrekken. Dit wordt niet anders indien de eigendom van de veehouderij bij de gemeente Raalte berust.

Dat de intrekking deels ook is betrokken bij de verlening van een Nbw-vergunning aan andere veehouderijen, laat onverlet dat ze kan worden betrokken bij de huidige vergunningverlening. De Afdeling wijst daarbij op haar uitspraak van 22 mei 2013, zaaknr. 201203714/1/A4, r.o. 4.1. De appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het gedeelte van de ingetrokken vergunning dat bij de huidige vergunningverlening is betrokken, eveneens is betrokken bij andere vergunningverleningen.

Tot slot is het ten tijde van de intrekking feitelijk gehouden veebestand niet van belang, maar is de vergunde situatie bepalend. De Afdeling wijst daarbij op haar uitspraak van 26 juni 2013, zaaknr. 201010326/1/A4, r.o. 5.

Uitspraak
De Afdeling verklaart de het beroep ongegrond.