ECLI:NL:RVS:2013:212

Betreft Bestemmingsplan Elst Centraal
Datum uitspraak 10-07-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, Overbetuwe, stedelijke ontwikkelingsprojecten
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201208101/1/R2

Conclusies voor de mer praktijk

  • Er bestaat geen samenhang tussen het voorgenomen project (stedelijk ontwikkelingsproject) en de voorziene woningen in de omgeving van het project, nu de stedenbouwkundige visie waarin de intentie voor de toekomstige realisatie van de woningen is opgenomen, geen concrete voornemens bevat en het aan de orde zijnde bestemmingsplan in het geheel geen woningen mogelijk maakt.

Casus

Op 29 mei 2012 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe het bestemmingsplan “Elst Centraal, Infra, P+R en Huis der Gemeente” vastgesteld. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een gemeentehuis met parkeerterrein, kantoren en een parkeergarage naast het station van Elst, Gelderland. Voorts biedt het plan een regeling voor de aanleg van een zogenoemd keerspoor op het station van Elst, voor de aanleg van verkeers- en verblijfsgebieden rondom het station en voor twee tunnels onder de spoorlijnen bij dit station.

Appellanten betogen dat de gemeenteraad ten onrechte niet heeft beoordeeld of een m.e.r. had moeten worden uitgevoerd. Hiertoe voeren zij aan dat het plan samenhangt met ontwikkelingen in verschillende deelgebieden, zodat mogelijk sprake is van een activiteit als bedoeld in het Besluit m.e.r. Voor zover de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. niet wordt overschreden, wijzen zij op de selectiecriteria uit bijlage III van de m.e.r.-richtlijn. De gemeenteraad stelt dat hetgeen het plan mogelijk maakt ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. blijft. Volgens de gemeenteraad hoefde derhalve geen m.e.r. te worden uitgevoerd, mede gelet op de aard van het project en op de ligging van het project op een aanzienlijke afstand van kwetsbare natuur of andere kwetsbare objecten.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling wijst op categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Gelet hierop moet beoordeeld worden of een MER dient te worden gemaakt in het kader van het bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied dat 2.000 of meer woningen omvat, dan wel een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer omvat. De Afdeling wijst verder op artikel 2, lid 5, aanhef en onder b, Besluit m.e.r., op basis waarvan een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden verricht aan de hand van de selectiecriteria uit bijlage III van de m.e.r.-richtlijn.

Het plan voorziet in de realisering van een gemeentehuis, kantoren, en een parkeergarage met een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van ruim 20.000 m2 en een oppervlakte van minder dan 100 hectare. De drempelwaarden genoemd in categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. worden niet overschreden.

De gemeenteraad heeft in een Stedenbouwkundige Visie de intentie beschreven om in de toekomst 320 woningen in de omgeving van het plangebied te realiseren. Deze visie bevat echter geen concrete voornemens bevat en het bestemmingsplan maakt plan in het geheel geen woningen mogelijk. Daarom is het oordeel dat het terecht is dat de eventuele realisering van deze woningen ten onrechte buiten beschouwing is gelaten bij de beoordeling of door het bestemmingsplan de drempelwaarden wordt overschreden.

Uit de stukken blijkt dat de gemeenteraad heeft beoordeeld of andere factoren als bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn in dit geval aanwezig zijn, in verband waarmee ook bij het niet overschrijden van de drempelwaarde het bevoegd gezag moet beoordelen of een MER moet worden gemaakt. De gemeenteraad is tot de conclusie gekomen dat de aard van het project, niet zodanig is dat deze voldoet aan de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn. Voorts heeft de gemeenteraad geconcludeerd dat de activiteit gelet op de afstand van ongeveer vier kilometer tot kwetsbare natuur en de ligging binnen de stedelijke kern van Elst geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. De gemeenteraad behoefde niet over te gaan tot een formele m.e.r.-beoordeling.

Uitspraak
De Afdeling verklaart enkele beroepen deels niet-ontvankelijk, andere beroepen gedeeltelijk gegrond en verklaart de beroepen voor het overige ongegrond.