ECLI:NL:RVS:2013:612

Betreft Bestemmingsplan Paardenstraat-Bloemenstraat te Hilvarenbeek
Datum uitspraak 07-08-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - enkelvoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, woningbouw, Hilvarenbeek, m.e.r.-beoordeling
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201211694/1/R3

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Bij de beoordeling of een milieueffectrapport moet worden gemaakt voor een besluit ten aanzien van een activiteit, moet worden getoetst aan artikel 2 lid 5 onder a Besluit m.e.r. (gevallen waarin de drempelwaarde in bijlage D van het Besluit m.e.r. wordt overschreden) en aan artikel 2 lid 5 onder b Besluit m.e.r (gevallen waarin op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben). Zie ook ABRvS 21 september 2011, zaaknr. 201004411/1/M2 en ABRvS 6 februari 2013, zaaknr. 201107379/1/A4.
  • Ter zitting kan nog worden toegelicht waarom op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn is uitgesloten dat een activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu (artikel 2 lid 5 onder b Besluit m.e.r.).

Casus

Op 27 september 2012 heeft de gemeenteraad van Hilvarenbeek het bestemmingsplan “Paardenstraat/Bloemenstraat te Hilvarenbeek” vastgesteld. Het plan voorziet in de herinrichting van het gebied dat is gelegen tussen de Paardenstraat, de Bloemenstraat en de Pastoor van Bijnenstraat. Het plan voorziet onder meer in de bouw van maximaal 35 woningen in een stedelijke omgeving.

Appellanten betogen dat de gemeenteraad ten onrechte heeft nagelaten te beoordelen of voor het plan een milieueffectrapport had moeten worden gemaakt. Volgens de appellanten geldt wel een m.e.r.-beoordelingsplicht, nu de nieuwe ontwikkeling (de bouw van maximaal 35 woningen in een stedelijk gebied) als activiteit in bijlage D bij het Besluit milieueffectrapportage wordt genoemd. Hiervoor moet beoordeeld worden of een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Appellanten wijzen daarbij op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 2009, Commissie tegen Nederland, C-255/08 (LINK).

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt dat de wetgever naar aanleiding van het arrest Commissie tegen Nederland, C-255/08, artikel 2 lid 5 onder b Besluit m.e.r. in werking heeft laten treden (Staatsblad 2011, 102).

De Afdeling overweegt dat de drempelwaarden uit categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet worden overschreden. Op grond van artikel 2 lid 5 onder a Besluit m.e.r. bestond dan ook geen verplichting om een m.e.r.-beoordeling te maken. Ten aanzien van het beroep op artikel 2 lid 5 onder b Besluit m.e.r. overweegt de Afdeling het volgende. De gemeenteraad heeft ter zitting nader toegelicht dat op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn de met het plan mogelijk gemaakte bouw van maximaal 35 woningen in een stedelijke omgeving, geen belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Appellanten hebben het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De gemeenteraad heeft volgens de Afdeling in redelijkheid geen aanleiding hoeven te zien om op de voet van artikel 2 lid 5 onder b Besluit m.e.r. toch een m.e.r.-beoordeling te maken.

NB Ingevolge artikel 2 lid 5 onder b Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht voor gevallen waarin op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III van de m.e.r.-richtlijn niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond.