ECLI:NL:RVS:2013:698

Betreft Wm-vergunning melkrundveehouderij en bloembollenkwekerij Sint-Michielsgestel
Datum uitspraak 14-08-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden oprichting, vergunningen, veehouderij, rundveehouderij
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201200806/1/A4
JM 2013, 150 met noot Van Velsen

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Voor een activiteit die niet is genoemd als één van de categorieën van activiteiten zoals aangewezen in de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., bestaat op grond van artikel 7.2 Wet milieubeheer in samenhang met het Besluit m.e.r. geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.

Casus

Op 29 november 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel een oprichtingsvergunning verleend voor een melkveehouderij met daarnaast een bloembollenkwekerij met logies en ontbijt.

Een appellant voert aan dat ten onrechte geen milieueffectrapport is gemaakt dan wel een m.e.r.-beoordeling is verricht. Volgens hem hadden de aard en omvang van de activiteiten van de veehouderij in samenhang bezien met het volgens hem milieubelastende karakter van de activiteiten van de bloembollenkwekerij en het op het terrein van de inrichting aanwezige spoelbassin, aanleiding moeten geven tot het opstellen van een milieueffectrapport.

Overwegingen van de bestuursrechter
De aangevraagde activiteiten betreffen het houden van rundvee, het opslaan van meststoffen, het opslaan van dieselolie, het opslaan van meng- en ruwvoer voor het rundvee, het opslaan van gewasbeschermingsmiddelen, het opslaan van reinigingsmiddelen, het opslaan van diergeneesmiddelen, het reinigen en verwerken van bloembollen en het in werking hebben van een zogenoemde logies en ontbijt.

Deze activiteiten van de inrichting behoren niet tot één van de categorieën van activiteiten die in de onderdelen C en D van het Besluit m.e.r (oud) zijn aangewezen. Met betrekking tot één of meer van de aangevraagde activiteiten van de inrichting geldt geen m.e.r.-plicht dan wel een m.e.r.-beoordelingsplicht.

NB Op deze zaak was het oude Besluit m.e.r., zoals geldend voor 1 april 2011, van toepassing. In dat besluit werd het houden van rundvee niet genoemd als één van de categorieën van activiteiten in de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (oud). In het nu geldende Besluit m.e.r. wordt het houden van rundvee wel genoemd, te weten in categorie 14 van onderdeel D. Overigens was in de categorieën C11.4 en D11.5 wel de aanleg, wijziging of uitbreiding van bloembollenteeltgebied opgenomen. Echter, navraag bij de gemeente St. Michielsgestel leert dat de drempelwaarden (oppervlakte van 100 hectare of meer bij C11.4 en oppervlakte van 50 hectare of meer bij D11.5) in dit geval niet werden overschreden.

NB Van gelijke strekking is de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 12 juni 2013, zaaknr. 201204678/1/R4 over het bestemmingsplan “Dorpskernen Graafstroom” van de gemeente Molenwaard. In die uitspraak overwoog de Afdeling dat de uitbreiding van een drukkerij niet behoort tot één van de categorieën van activiteiten die zijn vermeld in bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage. Om die reden heeft de gemeenteraad zich terecht op het standpunt gesteld dat het maken van een milieueffectrapport voor de uitbreiding van de drukkerij niet verplicht was.

Zie ook de Afdelingsuitspraak van 10 juli 2013, zaaknr. 201205962/1/R3 over het bestemmingsplan “Waterlaat VI” van de gemeente Bergeijk. In die uitspraak overwoog de Afdeling dat een evenemententerrein niet genoemd wordt in onderdeel D van het Besluit m.e.r. en dat om die reden een vormvrije m.e.r.(-beoordeling) dan ook niet verplicht is.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep van één appellant ongegrond en het beroep van de andere appellant gegrond en vernietigt het besluit.