ECLI:NL:RVS:2013:BY8555

Betreft De Park 10
Datum uitspraak 16-01-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, buitengebied, milieueffectrapportage (m.e.r.), evenementen
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201108634/1/R2

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Om de milieugevolgen van een ontwikkeling in zijn geheel te bezien, kan het MER een groter gebied dan het plangebied betreffen.
  • Planregels hoeven alleen beperkingen aan het type evenementen van een evenemententerrein te bevatten als deze beperkingen ook zijn beoogd.

NB Zie ook het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. (P2182). De Commissie heeft het MER beoordeeld als plan-m.e.r. en als besluit-m.e.r.

Casus

Op 28 juni 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe het bestemmingsplan ‘Buitengebied, De Park 10’ vastgesteld. Met het plan wordt de realisatie van landschapspark Lingezegen mogelijk. Het park is bedoeld als uitloop- en recreatiegebied voor de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Het plan voorziet in landschaps- en natuurontwikkeling en in een evenemententerrein met bijbehorende voorzieningen.
Appellanten betogen ten aanzien van m.e.r. dat het MER Park Lingezegen niet aan het plan ten grondslag had mogen worden gelegd. De gemeenteraad had een MER moeten maken dat alleen op het plangebied ziet. Volgens de raad was het niet verplicht om een MER te maken dat alleen betrekking heeft op het plangebied. Het is juist beter dat de ontwikkeling van het park in totaliteit is bezien.
Daarnaast voert een appellant aan dat het plan geen beperkingen stelt aan het soort evenementen dat het plan mogelijk maakt. Appellanten verwijzen hierbij naar de uitspraak ABRvS 16 februari 2011, zaaknr. 200903724/1/R3. Volgens de raad was het niet nodig het soort evenementen te specificeren, omdat in het MER is onderzocht of een ruime invulling van de planregels ruimtelijk gezien aanvaardbaar is.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt dat het MER Park Lingezegen moet worden gezien als een gecombineerd plan-/besluit-MER voor zowel de intergemeentelijke structuurvisie als de verschillende bestemmingsplannen die voorzien in de realisatie van Park Lingezegen. Het MER heeft betrekking op de ontwikkelingen van het gehele Park Lingezegen, waarbij onderscheid is gemaakt naar de milieugevolgen voor de verschillende deelgebieden. De raad meent dat de milieugevolgen in zijn geheel moeten worden gezien en dus geen MER voor alleen het plangebied moest worden gemaakt. De enkele stelling van appellant dat een afzonderlijk MER voor het evenemententerrein had moeten worden gemaakt, geeft geen aanleiding om het standpunt van de raad onjuist te achten.

In het plan dat voorlag in de uitspraak waarnaar appellanten verwezen, waren geen beperkingen gesteld aan het aantal evenementen, de duur en het maximaal aantal bezoekers. Bovendien wilde de raad in die zaak alleen kleinschalige evenementen mogelijk maken, maar was dit niet in het plan vastgelegd. Uit die uitspraak volgt niet dat in een plan zonder meer beperkingen moeten worden gesteld aan het soort evenementen, het maximum aantal bezoekers en de duur van de evenementen. De raad heeft in het voorliggende plan wel beperkingen gesteld maar beoogde niet om het soort evenementen te beperken. Daarom hoefde de raad volgens de Afdeling bestuursrechtspraak in het licht van de rechtszekerheid dergelijke beperkingen niet te stellen.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep deels gegrond en vernietigt een plandeel op een andere beroepsgrond.