ECLI:NL:RVS:2013:BZ1676

Betreft Strand Wijk aan Zee
Datum uitspraak 20-02-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, Natura 2000-gebieden, passende beoordeling, natuur, plan-m.e.r., mitigerende maatregelen, Beverwijk
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201204018/1/R1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Indien voor een bestemmingsplanplan een passende beoordeling nodig is, is op grond van artikel 7.2a Wm tevens een plan-m.e.r. nodig; De passende beoordeling maakt onderdeel uit van het plan-MER.
  • Als de Commissie m.e.r. positief heeft geadviseerd gaat de Afdeling bestuursrechtspraak in principe ervan uit dat de essentiële informatie aanwezig is, waardoor het voor appellanten niet volstaat uitsluitend te stellen dat de beste wetenschappelijke kennis niet aanwezig was.

NB De Commissie heeft over het MER geadviseerd onder nummer P2516.

Casus

Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad van Beverwijk het bestemmingsplan “Strand Wijk aan Zee” vastgesteld. Het bestemmingsplan ziet op het strand bij Wijk aan Zee en het gedeelte van de zee dat binnen de gemeentegrenzen ligt. Gedeeltelijk wordt er conserverend bestemd. Daarnaast worden enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In het voorgaande bestemmingsplan was bebouwing voorzien in de duinvoet. Deze is intussen echter opgeschoven zodat die bebouwing daar nu niet meer kan worden gerealiseerd. Daarom, is in het onderhavige bestemmingsplan in een nieuwe bebouwingsstrook voorzien. Waar nu bebouwing is voorzien is dit niet mogelijk omdat de bebouwingsstrook feitelijk in de duinen ligt. In het bestemmingsplan is ook de bouw en de jaarronde exploitatie van drie strandpaviljoens opgenomen en de bouw van strandhuisjes met een beperkte overnachtingsmogelijkheid. In het plan-MER is een passende beoordeling opgenomen om de effecten van het plan op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied “Noord-Hollands Duinreservaat” te onderzoeken.

Appellant voert aan dat de passende beoordeling die is opgesteld niet is gebaseerd op de beste wetenschappelijke kennis. In de passende beoordeling is uitgegaan van de bestaande situatie en niet de situatie zoals die zal zijn wanneer het bestemmingsplan gerealiseerd wordt.

De gemeenteraad verweert zich door te stellen dat de passende beoordeling is geïntegreerd in het MER. Naar aanleiding van het advies van de Commissie m.e.r. is het MER aangevuld op een aantal onderdelen. Uit de passende beoordeling volgt dat het plan geen negatieve gevolgen zal hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Overwegingen van de bestuursrechter
Bestaande situatie
De Afdeling beziet allereerst de plantoelichting. Daaruit blijkt:

  • dat in het zomerseizoen in het plangebied verschillende seizoensgebonden gebouwen aanwezig zijn, zoals strandhuisjes en strandpaviljoens. Nu de duinvoet in de loop der jaren richting zee is opgeschoven, staat deze bebouwing niet meer in de bebouwingsstrook uit het voorgaande bestemmingsplan "Wijk aan Zee 1979". In het onderhavige bestemmingsplan is overeenkomstig de feitelijke situatie aan de gronden ter plaatse van deze bebouwing een bebouwingsstrook toegekend;
  • dat het plan voorziet in beperkte overnachtingsmogelijkheden in strandhuisjes gedurende de maanden juni, juli en augustus; en
  • dat met de aanduiding "specifieke vorm van horeca - jaarrond exploitatie" voorzien wordt in de jaarrond exploitatie van drie strandpaviljoens. Naast de drie strandpaviljoens die jaarrond mogen worden geëxploiteerd, zijn binnen de bouwvlakken in het plangebied nog maximaal zes seizoensgebonden strandpaviljoens toegestaan. De jaarrond exploitatie van het strandpaviljoen "Het Strandhuis" was ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan reeds met het projectbesluit van het college van burgemeester en wethouders van 13 april 2010 mogelijk gemaakt. Voor de jaarrond exploitatie van het strandpaviljoen "Sunseabar Wijk aan Zee" heeft het college van burgemeester en wethouders op 25 oktober 2011 een projectbesluit genomen.

Natura 2000 en plan-m.e.r.
Vervolgens overweegt de Afdeling dat het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat". Dit gebied is opgenomen in de bij beschikking van de Europese Commissie van 7 december 2004 vastgestelde lijst van communautair belang als bedoeld in de Habitatrichtlijn. Voor dit gebied heeft een ontwerpbesluit tot aanwijzing als speciale beschermingszone in de zin van de Habitatrichtlijn ter inzage gelegen. De Afdeling verwijst naar artikel 19j, eerste lid, onder a, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) waaruit volgt dat een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die terzake in het wettelijke voorschrift waarop het berust, zijn gesteld, rekening houdt met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied. Ingevolge het tweede lid maakt het bestuursorgaan voor plannen als bedoeld in het eerste lid, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens het plan vast te stellen een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied. Het vierde lid van artikel 19j bepaalt dat de passende beoordeling van deze plannen deel uit maakt van de terzake van die plannen voorgeschreven m.e.r. Voor een dergelijk plan is op grond van artikel 7.2a, eerste lid, Wm ook een m.e.r. nodig

Inhoud van de passende beoordeling en het plan-MER
De Afdeling volgt het verweer van de gemeenteraad dat de passende beoordeling is geïntegreerd in het MER voor het bestemmingsplan. Dit rapport heeft bij het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Voorts is het rapport beoordeeld door de Commissie m.e.r. De Commissie m.e.r. heeft de zienswijzen en adviezen die zij tot en met 12 juli 2011 van het gemeentebestuur heeft ontvangen betrokken bij haar voorlopige beoordeling. Bij deze voorlopige beoordeling heeft zij ook de inspraaknotitie van appellant betrokken. Naar aanleiding van het voorlopig standpunt van de Commissie m.e.r. heeft nader onderzoek plaatsgevonden en is het rapport van 14 februari 2011 aangevuld en aangepast in het rapport "Milieueffectrapportage Bp strand Wijk aan Zee" van juni 2011 (hierna: het plan-MER). De Commissie m.e.r. heeft zich in haar definitieve advies van 14 juli 2011 op het standpunt gesteld dat in het plan-MER en de aanvulling daarop de essentiële informatie aanwezig is om voldoende inzicht te geven in de effecten van het plan op de kwetsbare natuur. Het plan-MER geeft volgens de Commissie m.e.r. voldoende inzicht in de effecten van het voornemen op de habitats en soorten in het Natura 2000-gebied. In haar advies merkt de Commissie m.e.r. op dat eventuele negatieve effecten kunnen worden voorkomen door het nemen van maatregelen gericht op het verminderen van betreding, met name in het broedseizoen, van de kwetsbare natuur. De Commissie m.e.r. geeft aan dat in dit kader recent een hekwerk is geplaatst om de zeereep ontoegankelijk te maken. Negatieve effecten op het Natura 2000-gebied, de Ecologische Hoofdstructuur en streng beschermde soorten door betreding in het broedseizoen kunnen verder volgens de Commissie m.e.r. worden voorkomen door in het bestemmingsplan de gebruiksregel op te nemen dat overnachtingen in de strandhuisjes in het voorjaar niet zijn toegestaan.
De Commissie m.e.r. heeft in het toetsingsadvies naar aanleiding van het aanvullende MER geschreven dat de essentiële informatie aanwezig was. Tevens zijn mitigerende maatregelen in het bestemmingsplan opgenomen. Zo worden hekken geplaatst ter bescherming van de zeereep. Een andere mitigerende maatregel is het uitsluitend in de zomermaanden toestaan van overnachting in de strandhuisjes.
Het is naar het oordeel van de Afdeling daarom niet gebleken dat het plan-MER niet voldoet.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.